Genesis 39:2

3) de HEERE

Zie boven, Gen. 21:22, en Gen. 26:24.

Ge 21.22 26.24

4) hij was

Dat is, hij liep niet weg naar zijn vader of elders, maar voegde zich, met geduld en getrouwheid, in den staat, waartoe hij door God vernederd was.

5) van zijn heer,

Hebr. zijner heren; dat is, zijns heren, en zo vervolgens; gelijk ook boven, Gen. 24:10; 2 Sam. 12:8.

Ge 24.10 2Sa 12.8

2 Chronicles 31:21

51) in de wet

Zie boven, 2 Kron. 14:4.

2Ch 14.4

2 Chronicles 32:30

54) opperuitgang

Of, watergang, waterloop, fonteinader des waters van Gihon.

55) Gihon,

Zie 1 Kon. 1:33, en de aantekening daarop.

1Ki 1.33

56) leidde

Te weten, die wateren.

57) der stad Davids;

Zie 1 Kon. 2:10.

1Ki 2.10

Isaiah 5:4

14) Wat is er

Alsof God zeide: Dewijl Ik mijn volk zoveel weldaden bewezen heb, en zij zo ondankbaar zijn geweest, zo oordeelt gijzelf wat er in het toekomende anders te doen zij dan dat Ik mijn ondeugenden wijngaard verwoest? Vergelijk Matth. 21:40,41, waar de Heere Christus bijkans dezelfde gelijkenis den overpriesters en oudsten der Joden voorgesteld hebbende, aan henzelven het oordeel vraagsgewijze voorstelt, en daarop gelijk antwoord van hen ontvangt, gelijk God hier, Jes. 5:5, geeft. Anderen nemen het aldus, dat God met deze woorden wil te kennen geven: Hij heeft zoveel goeds aan zijn volk, boven andere nati‰n, gedaan, dat zij in alle manieren dankbaar behoorden te zijn; maar dewijl zij ondankbaar waren, dat zij zelfs, zo van hunne verdorvenheid als van de rechtvaardigheid der verdiende straffen moesten overtuigd zijn. Van de krachtige inwendige werking van den Heiligen Geest wordt in deze gelijkenis, die alleenlijk slaat op de uitwendige beroeping (genomen zijnde van den uitwendigen arbeid des wijngaardeniers) niet gesproken.

Mt 21.40,41 Isa 5.5

15) Waarom

Menselijkerwijze gesproken; gelijk mensen hun misnoegen plegen te tonen, wanneer zij veel goeds aan een onwaardige en ondankbare gedaan hebben en zeer kwalijk beloond worden. Hierop volgt het vonnis van God, Jes. 5:5.

Isa 5.5

16) voortgebracht?

Hebreeuws, gemaakt.

Isaiah 5:10

39) Ja, tien

God de Heere dreigt in Jes. 5:10 dat Hij, vanwege de gruwelijke zonden des volks, het land onvruchtbaar zou maken, alzo dat zij van het gezaaide en geplante het tiende deel niet inoogsten zouden.

Isa 5.10

40) bunderen

Een bunder is zoveel land als een paar ossen op ‚‚n dag kan omploegen. Anders, tien juk ossen; dat is, zoveel lans als tien juk ossen op een dag kunnen omploegen.

41) een enig bath

Bath en efa waren even groot, maar bath was een maat, waar men natte dingen mede mat, al wijn, olie, enz., en efa was een maat, waar men droge dingen mede mat, als koren, enz. Van bath zie 1 Kon. 7:26, en van efa Lev. 5:11.

1Ki 7.26 Le 5.11

42) homer zaads

Van homer, [anders, cor] zie de aantekening 1 Kon. 4:22, en Ezech. 45:11,14.

1Ki 4.22 Eze 45.11,14

41) efa

Bath en efa waren even groot, maar bath was een maat, waar men natte dingen mede mat, als wijn, olie, enz., en efa was een maat, waar men droge dingen mede mat, als koren, enz. Van bath zie 1 Kon. 7:26, en van efa Lev. 5:11.

1Ki 7.26 Le 5.11

43) geven.

Hebreeuws, maken. Alsook in het voorgaande.

Jeremiah 12:2

4) gaan voort,

Dat is, schieten op, wassen daarheen, breiden zich uit.

5) dragen zij

Hebreeuws, maken zij; zie Ps. 1:3, en Hos. 8:7.

Ps 1.3 Ho 8.7

6) nabij

Zij spreken en roemen van U. Zie Jes. 29:13; Matth. 15:8.

Isa 29.13 Mt 15.8

7) nieren.

Zie boven Jer. 11:20.

Jer 11.20

Jeremiah 17:8

28) gevoelt het niet,

Hebreeuws, ziet, gelijk in het voorgaande Jes. 17:6, dat is, hij lijdt daarvan geen schade, verdroogt daarom niet.

Isa 17.6

29) blijft groen,

Hebreeuws, is. Zie Ps. 37:18.

Ps 37.18

30) droogte

Zie van het Hebreeuwse woord boven Jer. 14:1.

Jer 14.1

31) zorgt hij niet,

Bij gelijkenis gesproken, gelijk tevoren, ziet niet; dat is, gevoelt niet.

32) houdt niet op

Hebreeuws, wijkt niet.

33) dragen.

Hebreeuws, maken; zie boven Jer. 12:2.

Jer 12.2

Romans 8:28

75) En wij weten,

Hier begint de laatste reden van vertroosting, die de gelovigen in al hunne zwarigheden stellen tegen alle aanvechtingen en verdrukkingen, genomen van Gods eeuwigen raad of vast voornemen, om ons dwars door alle zwarigheden, door de volgende middelen tot de zaligheid te brengen.

76) alle dingen medewerken

Dat is, alle zwarigheden en verdrukkingen, waarvan hij tot nog toe heeft gesproken.

77) naar [Zijn] voornemen

Namelijk dat Hij in zichzelven voorgenomen heeft, om de mensen uit genade door Christus zalig te maken. Zie Ef. 1:9,11, enz.

Eph 1.9,11

78) geroepen zijn.

Namelijk tot het ware geloof, dat door de liefde krachtig is, niet alleen door een uitwendige, maar ook door een inwendige en krachtige roeping, waar de gehoorzaamheid zekerlijk op volgt; Joh. 6:44,65; 1 Cor. 1:24,26.

Joh 6.44,65 1Co 1.24,26
Copyright information for DutKant