Genesis 43:14
19) God, de Zie boven, Gen. 17:1. Ge 17.1 20) En mij aangaande, Alsof hij zeide: moet het zo zijn, dat mijn kinderen achterblijven.... de wil des Heeren geschiede, wien ik de uitkomst dezer zaak aanbeveel. Zie dergelijke manier van spreken, Esth. 4:16. Anders, gelijk ik van kinderen beroofd ben [te weten, van Jozef en Simeon], zo word ik beroofd [te weten, van Benjamin]. Es 4.16 Nehemiah 2:2
6) vreesde ik Uit ontzag voor den koning, want men moest voor de Perzische koningen met geen tekenen van rouw en droefenis verschijnen, Esth. 4:2; en mede uit bekommernis over de uitkomst dezer zaak, die zeer gewichtig was. Es 4.2 Esther 10:2-3
5) Al de werken nu Dat is, al zijn kloeke daden. 6) denwelken Of, waarmede hem de koning grootgemaakt heeft. 7) zijn die niet geschreven Zie dergelijke manier van spreken 1 Kon. 11:41, en elders dikwijls. 1Ki 11.41 8) der kronieken Hebreeuws, der woorden der dagen. 9) Medie en Perzie? Gemeenlijk staat Perzi voor Medi, hier is het tegendeel. 10) was de tweede Dat is, naast den koning had hij het hoogste gebied. 11) het beste voor zijn volk, Hebreeuws, het goede. 12) sprekende Dat is, die bij den koning altijd ten beste sprak voor de Joden. 13) den welstand Hebreeuws, den vrede. 14) zaad. Dat is, volk, landslieden, te weten, Joden, van wie nog vele in Babyloni en elders buitenslands waren, die met Zerubbabel in hun land niet waren wedergekeerd, gelijk te zien is in de boeken van Ezra en Nehemia. Daniel 1:9-10
38) gaf Danil genade en barmhartigheid Hebreeuws, stelde Danil ter goedertierenheid en ter barmhartigheden. Zie dergelijke manier van spreken, en van dergelijke genade Gods, 1 Kon. 8:50; Ps. 106:46. Zie ook Neh. 1:11. De zin is: God gaf dat Danil en zijne metgezellen niet gedwongen werden van des konings spijs te eten; maar Aspenaz zag het door de vingers, als de bottelier of spijsmeester hun moes of hofspijs te eten gaf. 1Ki 8.50 Ps 106.46 Ne 1.11 39) Ik vreze mijn heer, Hij geeft hier te kennen dat hij Danil en zijnen metgezellen wel zou toelaten hetgeen zij van hem begeerden, tenware dat hij gevreesd had in gevaar van zijn leven te komen, indien de koning gemerkt had dat hunne gestalte ware vervallen, en dat hij de oorzaak daarvan zou onderzocht hebben. 40) want waarom zou hij ulieder aangezichten droeviger zien, Alsof hij zeide: Waarom zou ik de oorzaak daarvan zijn, dat de koning zou zien dat uwe aangezichten droeviger, jammerlijker, mismaakter, ontstelder, magerder of treuriger zouden zijn? Vergelijk Gen. 40:6, en de aantekening aldaar. Ge 40.6 41) die in gelijkheid met ulieden zijn? Te weten van drie jaren, dat is, die ook, gelijk gijlieden, drie jaren lang aldus moeten opgeleid worden. Anderen verstaan het aldus: Die ulieden in ouderdom gelijk zijn. Hebreeuws, naar uwe gelijkheid, of naar uwe blijdschap, hetwelk zou zijn, die blijde van gelaat zijn, gelijk gij nu zijt en niet droevig. 42) Alzo zoudt gij De zin is: Dusdoende zoudt gijlieden maken dat ik van den koning aan het leven zou gestraft worden; anders, wil hij zeggen, zou ik gaarne ulieden uwe begeerte toelaten. 43) mijn hoofd bij den koning Dat is, mijn leven. 44) schuldig maken. Hebreeuws, verschulden; dat is, mijn leven in gevaar brengen.
Copyright information for
DutKant