Genesis 49:23
46) De schutters Hebr. de heren, of, meesters der pijlen; dat is, de schutters, die de pijlen in het schieten gebruiken. Zie boven, Gen. 14:13. Versta door dezen, al degenen, die Jozef enig lijden hebben aangedaan, zoals zijn broeders, met hem te verkopen; zijn meesteres, met hem te beschuldigen; haar man, met hem in de gevangenis te werpen, enz., welke allen naar hem, evenals de schutters naar een doel, geschoten hebben, om hem te verderven. Ge 14.13 47) bitterheid Hebr. verbitterd. 48) beschoten, Zie van het Hebreeuwse woord Job 16:13; Jer. 50:29; ook Ps. 18:15. Job 16.13 Jer 50.29 Ps 18.14 Job 16:13
31) schutters Sommigen menen dat hij door deze verstaat zijn huisvrouw, vrienden en anderen, die door verkeerde oordelen, spottingen en plagerijen zijn lijden vermeerderden. Anderen nemen dit van zijn zweren, die hem de huid en het vlees doorboorden. Het kan ook in het algemeen genomen worden van al zijn plagen. 32) mijn nieren Dit zijn overtollige manieren van spreken om de grootheid zijns lijdens, waarin hij stak, uit te drukken. De zin is, dat God niet alleen zijn lichaam van buiten met zweren en van binnen met grote smarten vervuld had, maar ook zijn geest met heftige beroering alzo doorsneden had, dat hij al zijn aandoeningen of bewegingen, in grote kwelling der zinnen en benauwdheid des harten had uitgestort. Psalms 18:14
Copyright information for
DutKant