‏ Genesis 5:25

‏ Genesis 15:3

8) zaad gegeven,

Dat is zoon. Zie boven Gen. 4:25.

Ge 4.25

9) de zoon

Dat is, mijn knecht, die in mijn huis geboren is, vergelijk boven Gen. 14:14. Met deze manier van spreken worden de ingeboren knechten onderscheiden van de zonen des lichaams, of eigen kinderen, zoals Job 19:17; Spreuk. 31:2; Jer. 2:14.

Ge 14.14 Job 19.17 Pr 31.2 Jer 2.14

10) zal mijn

Hebr. zal mij erven, zo ook vs. 4.

Ge 15.4

‏ Leviticus 20:2

1) Een ieder uit de kinderen Isra‰ls,

Hebreeuws, man man. Alzo onder, Lev. 20:9.

Le 20.9

2) den Molech gegeven zal hebben,

Zie boven, Lev. 18:21.

Le 18.21

3) zekerlijk gedood worden;

Hebreeuws, stervende gedood worden; dat is, zonder enige verschoning. Alzo onder, Lev. 20:9,10,11,12,15, enz.

Le 20.9,10,11,12,15
Copyright information for DutKant