Genesis 7:1

1) huis

Dat is, huisgezin, alzo onder Gen. 17:12, Gen. 34:2, Gen. 39:11; Ex. 1:1; Spreuk. 31:27; Hand. 16:16, enz.

Ge 17.12 34.2 39.11 Ex 1.1 Pr 31.27 Ac 16.16

2) voor mijn

Dat is, niet alleen uitwendig, in schijn en in den mond, maar ook inwendig, in waarheid en inderdaad, en dat door het geloof in het beloofde zaad en de heiligmaking des Geestes, alzo Luk. 1:6.

Lu 1.6

3) geslacht.

Zie boven Gen. 6:9.

Ge 6.9

Genesis 50:8

16) huis Jozefs,

Dat is, huisgezin, huisgenoten, dienaars en knechten; verg. de aantekeningen op het voorgaande vs. Gen. 50:8, en boven, Gen. 7:1.

Ge 50.8 7.1

17) schapen, en hun

Dat is, hun klein en groot vee. Zie boven, Gen. 12:16.

Ge 12.16
Copyright information for DutKant