Genesis 8:1
1) gedacht Menselijker wijze van God gesproken. God wordt gezegd te gedenken, als Hij na enig uitstel, f zijne weldaden bewijst, onder Gen. 19:29; Exod. 32:13; Nehem. 13:14,22; Job 14:13; Hos. 9:9; Openb. 18:5. Ge 19.29 Ex 32.13 Ne 13.14,22 Job 14.13 Ho 9.9 Re 18.5 Hosea 8:13
45) Mijner gaven, Dat is, de vrijwillige dankoffers, die zij mij menen te offeren [van de gaven, die Ik hun in der waarheid gegeven heb,] om kwanswijs te betonen dat zij immers naar mij nog vragen en mij niet verachten. 46) [maar] de HEERE Veranderende mijne offeranden in onheilige mestbanketten, zij zijn niet tot mijn dienst, maar voor hun mond en buik; vergelijk Jer. 7:21. Jer 7.21 47) aan hen geen Te weten, aan de offeraars, welker boosheid Hij gedenken wil, gelijk volgt. Anders: daaraan, of aan die; te weten offeranden. Vergelijk Ezech. 20:40, en Ezech. 43:27; Amos 5:22. Eze 20.40 43.27 Am 5.22 48) welgevallen. Want zij offeren niet ter plaatse, die van God daartoe is verordineerd, te weten binnen Jeruzalem in den tempel, maar tegen Gods gebod, waar het hun belieft, tot verachting Gods, en voorts zonder geloof en bekering. 49) gedenken, Betonende zulks door straffen. Alzo Jer. 14:10, en onder Hos. 9:9; zie Gen. 8:1, en zie het tegendeel Ps. 79:8; Jer. 31:34; Ezech. 18:22, enz. Jer 14.10 Ho 9.9 Ge 8.1 Ps 79.8 Jer 31.34 Eze 18.22 50) bezoeken; Te weten met straffen; zie Gen. 21:1. Ge 21.1 51) Egypte keren. Dat is, in Assyri, waar zij behandeld zullen worden gelijk voormaals in Egypte, zij zullen weder gevoerd worden in een nieuw Egypte; vergelijk onder Hos. 9:3, naar Egypte, om met den Egyptenaar te handelen, verlatende den koning van Assyri, die daarover verstoord zijnde, hen verderven zal. Zie 2 Kon. 17:3,4,5; [aldus zou men door hunne ongerechtigheid verstaan de meinedigheid en trouweloosheid begaan tegen den Assyrir; vergelijk Ezech. 21:23, en Ezech. 29:16,] dan zullen er sommigen naar Egypte trekken om de verwoesting der Assyrirs te ontgaan; zie onder Hos. 9:6. Ho 9.3 2Ki 17.3,4,5 Eze 21.23 29.16 Ho 9.6 Hosea 9:9
39) zeer diep verdorven, Hebreeuws, zij hebben verdiept, zij hebben verdorven; zie van zulke samenvoeging van twee woorden Ps. 45:5, en van het Hebreeuwse woord boven Hos. 5:2. Ps 45.4 Ho 5.2 40) Gibea; Gelijk die van Benjamin te Gibea tot gruwelijke boosheid vervallen waren, en een iegelijk in Isral deed wat hij wilde; zie de historie, Richt. 19, en vergelijk onder Hos. 10:9. Ho 10.9 41) gedenken, Gelijk boven Hos. 8:13, zie aldaar. Ho 8.13
Copyright information for
DutKant