Habakkuk 1:9
27) Het zal Te weten het volk van Chaldea. 28) tot geweld Dat is, om geweld te doen. 29) wat zij De zin is: Al wat de Chalden zullen zien, dat zullen zij als opslorpen, of opslokken en inzwelgen door de begeerlijkheid hunner ogen, verslindende met hunne ogen alles wat zij zien of ontmoeten. Zie dergelijke manier van spreken, Job 39:27. Hebr. het opslorpen van hun aangezicht zal zijn naar het oosten. Anderen: het aanschouwen van hun aangezicht zal zijn alsof iemand den oostenwind tegenkwam, die in het Joodse land zeer heftig en zeer schadelijk is. Job 39.24 30) naar het oosten; Dat is, naar Chaldea, vanwaar deze soldaten gekomen waren, want Chaldea ligt noordoostelijk van Judea; daarheen zouden zij hunne ogen wenden, om derwaarts te keren met buit geladen. 31) de gevangenen Hebr. de gevangenis, dat is, de menigten der gevangenen. 32) als zand. Dat is, in ontelbare menigt, gelijk het zand ontelbaar is. Zie Gen. 41:49. Ge 41.49
Copyright information for
DutKant