Habakkuk 2:20

96) de HEERE is

De ware levende en eeuwige God.

97) in zijn heiligen

Hebr. in den tempel zijner heiligheid; dat is, in den hemel, gelijk Ps. 11:4, vanwaar Hij alle dingen ziet; of in zijne gemeente, die Hij door Zijne tegenwoordigheid heiligt door de mededeling van zijnen Geest in Christus, en welke is de geestelijke tempel des Heeren. Sommigen verstaan hier ook den tempel te Jeruzalem, dien de Heere tot zijne woning had uitverkoren, om aldaar naar zijne wet ge‰erd en gediend te worden.

Ps 11.4

98) zwijg voor zijn

Dat is, onderwerp u hem in allen deemoed en nederigheid, en beken de gerechtigheid zijner goddelijke oordelen. Verg. Job 29:9, en Job 21:5, en Job 39:37; Amos 6:10, en Amos 8:3; Zef. 1:7; Zach. 2:13.

Job 29.9 21.5 40.4 Am 6.10 8.3 Zep 1.7 Zec 2.13

99) gij ganse aarde.

Dat is, al gij inwoners des aardrijks.

Zephaniah 1:7

21) Zwijgt

Dat is, murmureert niet tegen den Heere, maar bekent dat Hij oprecht oordeelt. Of, houdt u maar stil, gij zult in het kort de uitvoering zijner dreigementen zien.

22) voor het aangezicht des Heeren HEEREN;

Dat is, vanwege de tegenwoordigheid des Heeren.

23) de dag des HEEREN is nabij;

Te weten, de dag der wraak des Heere, in welken Hij de goddeloze afgodische Joden straffen zal. Alzo Zef. 1:14. Van den dood van den koning Josia af zijn de Joden geduriglijk van de ene ellende in de andere vervallen, totdat hunne koningen en zij met hen ten ondergebracht zijn geworden.

Zep 1.14

24) een slachtoffer bereid,

Of, een slachtmaaltij, tot welken men vee slachtte. Het Hebr. woord betekent ook een beest, hetwelk geslacht werd om geofferd te worden. En versta hier, door deze slachting, ene slachting der Joden. Zie dergelijke manier van spreken Jes. 34:6; Jer. 46:10, en Openb. 19:17.

Isa 34.6 Jer 46.10 Re 19.17

25) Zijn genoden

Versta door deze genodigde gasten de Chalde‰n en andere vijanden der Joden, die uit hun eigen land naar Jeruzalem komen zouden, om daar alles te vermoorden en te roven. Doch men kan hier ook wel door de genodigden verstaan de vogelen des hemels en de wilde dieren des velds, die het vlees der gedode Joden eten zouden, gelijk Deut. 28:26, en Ezech. 39:17.

De 28.26 Eze 39.17

26) geheiligd.

Dat is, bereid of afgezonderd. Zie Jer. 12:3.

Jer 12.3
Copyright information for DutKant