Habakkuk 2:4

20) zijne

Te weten de ziel van den Chalde‰r, en onder zijn naam elke ongelovige. Anders: [wiens ziel] zich onttrekt, Zijne [te weten Gods] ziel is niet recht met [of tegen] hem, [te weten den afwijkende] verg. Hebr. 10:38, alwaar de apostel den zin dezer woorden verklaart.

Heb 10.38

21) ziel

Dat is, hart, gemoed.

22) verheft zich,

Anders: bobbelt op Al schijnt de goddeloze wat groots te zijn, zo is hij maar als een bobbel, die wel wat schijnt te wezen, maar inderdaad is hij niets, hij verdwijnt haast.

23) niet recht

Maar snood en verkeerd: Alzo staat er: Het aangezicht in het gericht te kennen is niet goed; Spreuk. 24:23; dat is, het is zeer kwaad.

Pr 24.23

24) de rechtvaardige

Dat is, die voor God rechtvaardig is door Jezus Christus

25) door

Of, uit zijn geloof, namelijk zover hij door het geloof zich toepast de beloften Gods, aangaande de gerechtigheid van Christus, Joh. 3:36, Rom. 1:17; Gal. 3:11; Hebr. 10:38.

Joh 3.36 Ro 1.17 Ga 3.11 Heb 10.38

26) leven.

Dat is, hij zal, verzoend zijnde met God, troost en blijdschap door den Heiligen Geest gevoelen hier in dit tijdelijke leven, en hij zal hiernamaals het eeuwige leven erven.

Copyright information for DutKant