Habakkuk 2:5
27) hij Te weten de Chalder; het Nebukadnezar of Belsazar. 28) trouwelooslijk Of, [door] den wijn trouwelooslijk wordt Hebr. de wijn is trouweloos; dat is, dronkenschap maakt hen trouweloos. 29) een trots man Of hovaardig. 30) niet blijft; Of, niet blijven kan. Hebr. woont niet; dat is, die zich niet laat genoegen aan de koninkrijken en landen, die hij alrede heeft, maar hij zoekt verder te gaan, nimmermeer land genoeg hebbende; zie Dan. 4:22. Anders: daarom zal hij in zijne woonplaats niet blijven; dat is, daarom zal hij zelf uitgestoten worden uit zijne woning, hij zal in rust en vrede niet blijven. Da 4.22 31) als het graf, Of, als de hel, die nimmermeer verzadigd noch vervuld is; verg. Jes. 5:14. Isa 5.14 32) tot zich Door heerszucht daartoe aangepord zijnde; zie boven Hab. 1:9. Hab 1.9 33) alle volken; De profeet wil uit het voorgaande besluiten, dewijl al deze grote ondeugden tezamen in den koning zijn, zo is er niet aan te twijfelen, of God zal hem in het kort zwaarlijk straffen en nederstoten.
Copyright information for
DutKant