‏ Habakkuk 2:8

47) u beroven,

Zich vervoegende bij de Perzen en Meden, en versta hier al die overgebleven volken, of [zoals de Hebreeuwse woorden luiden] al het overblijfsel dier volken, die nog overgebleven zouden zijn van de volken, die hij beroofd had, of die nog in vrees stonden door hem beroofd te zullen worden.

48) der mensen,

Te weten hetwelk gij zonder reden of oorzaak vergoten hebt. Zie onder Hab. 2:17 en Jes. 33:1.

Hab 2.17 Isa 33.1

49) het land,

Het zij vast overal aan verscheidene landen, of bij name aan het Joodse land gedaan.

50) de stad en

Te weten Jeruzalem

51) al hare inwoners.

Verg. Jer. 50:9,10,11,17 en Jer. 51:2,24.

Jer 50.9,10,11,17 51.2,24
Copyright information for DutKant