Hebrews 2:11
29) en Hij, Die heiligt, Deze regel is genomen uit de wijze van heiligen in het Oude Testament, waar de hogepriester, en de anderen die hij heiligde, van eenzelfde natuur en oorsprong waren. Waar ook de eerstelingen waren van ne natuur en oorsprong met de gehele massa, die daardoor geheiligd werden. Zie Rom. 11:16; Hebr. 5:1. Ro 11.16 Heb 5.1 30) uit n; Het Griekse woord Henos, dat is, een massa, kan f een Vader, f, een natuur, betekenen. Doch daar de engelen ook een algemenen Vader, namelijk God, hebben, met de gelovigen, en de apostel hier wil bewijzen, dat Christus met Zijn gelovigen ne gemeenschap heeft, die Hij met de engelen niet heeft, zo moet het woord een hier noodwendig van de enigheid der natuur worden genomen, gelijk de eerstelingen en de gehele massa van ne natuur waren. 31) Hij Zich Namelijk de Zoon Gods, of de leidsman hunner zaligheid. 32) niet schaamt Dat is, niet verontwaardigt, namelijk, hoewel hij zeer veel waardiger is dan zij zijn.
Copyright information for
DutKant