Hosea 6:4

15) Wat zal Ik u doen,

Alsof de Heere zeide: Hoe kan ik u anders doen dan Ik u dagelijks dreig? Hoe zou Ik u kunnen verschonen? Hier komt God weder tot de straf-predikatie, gelijk het gevolg van den tekst uitwijst.

16) morgenwolk,

Die haast opkomt en weder vergaat. Vergelijk onder Hos. 13:3. God wil zeggen dat zij somtijds zich hielden en een schijn gaven alsof zij zich wilden bekeren, maar dat zelfs die schijn terstond weder verdween; zo ver was het vandaar, dat zij zich dadelijk zouden bekeren.

Ho 13.3

Hosea 11:7

18) van Mij;

Hebreeuws, aan mijne afkering; dat is, aan de afkering, of afwijking, waarmede zij van mij steeds afwijken, of die zij tegen mij betonen. Anders: hangen; [te weten, in onzekerheid en twijfelachtigheid om [hunne] afkering van mij; dat is, zij weten niet waarheen zich te keren, nu hier dan daar lopende om hulp. Beiden in een goeden zin.

19) zij roepen

De profeten, vergelijk boven Hos. 11:2, en Hos. 7:16.

Ho 11.2 7.16

20) het wel tot den Allerhoogste,

Mijn volk. Anders: zij roepen Hem wel naar boven.

21) niet een verhoogt

Dat is, niemand. Zie van dergelijk gebruik van het Hebreeuwse woord Ezra 4:3. Anders: tezamen verhoogt het [volk] [Hem] niet. Versta, in hunne bijeenkomsten eren zij God niet.

Ezr 4.3

22) [Hem].

Den Allerhoogste, dat hij Hem eer zou geven, zich bekerende, en troost en hulp bij Hem zoekende, of Hem voor zijne weldaden dankende. Anders: verhoogt, of verheft [zich]; dat is, niemand heft zich eens op, geeft zich eens daarnaar dat hij zou horen of luisteren, gelijk opmerkenden plegen te doen, tonende met uiterlijke gebaren van het lichaam de beweging huns harten.

Copyright information for DutKant