Isaiah 14:8
26) Ook verheugen Dit zijn de woorden van het volk tot den koning te Babel, gebruikende allegorische en potische manieren van spreken, die vooreerst aldus kunnen genomen worden: Dat na de vestoring van het Babylonische rijk de bossen en bomen oorzaak zouden hebben om zich te verheugen, dewijl men ze voortaan zo niet afhouwen zou, tot allerlei timmer- en krijgsgereedschappen, gelijk placht te geschieden als dat rijk nog in zijn fleur was. Men kan ook door de dennen en cederen verstaan de koningen en prinsen, welke de koning te Babel had ten ondergebracht. 27) daar nederligt, Of, slaapt, dat is dood zijn. 28) afhouwe. Of, uitroeie. Isaiah 37:24
30) uwer dienstknechten 2 Kon. 19:23 staat: Uwer boden. 2Ki 19.23 Ezekiel 17:3
4) Een arend, Versta Nebukadnezar, den koning van Babel, zie onder Ezech. 17:12. Eze 17.12 5) groot van vleugelen, Dat is, hebbende grote macht, een wijd uitgestrekt koninkrijk en overvloed van allen rijkdom. 6) verscheidene veren had, Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk wat met de naald van verscheidene kleuren gemaakt wordt, als geborduurd of gestikt werk, boven Ezech. 16:10,13, enz.; maar hier wordt het bij gelijkenis gebruikt van schone gespikkelde en dooreen gekleurde vederen, alsof zij geborduurd waren. Eze 16.10,13 7) Libanon, Versta het land van Palestina, hetwelk noordwaarts met het gebergte van Libanon begrensd was. Zie 1 Kon. 4:33. 1Ki 4.33 8) oppersten tak Door dezen is betekend de koning Jojachin, ander ook Jechonias genaamd, 1 Kron. 3:16; die van Nebukadnezar gevankelijk naar Babyloni weggevoerd was; 2 Kon. 24:12; 2 Kron. 36:10. 1Ch 3.16 2Ki 24.12 2Ch 36.10 9) ceder. Die ene figuur was van het koninkrijk der Joden. Vergelijk Num. 24:6; Amos 2:9. Nu 24.6 Am 2.9
Copyright information for
DutKant