Isaiah 16:9-10

51) Daarom

Anders: daarom beween ik het geween Jaezers; [dat is, het jammer, hetwelk die stad zal doen wenen], den wijnstok van Sibma. Alsof hij zeide: Ik heb zulk een schrik van de verwoesting van Sibma, dat zo wanneer mij dezelve in den zin komt, zo beweegt zij mij tot schreien, alzo wel als ik doe over Jaezer, Hesbon en Eleale. Zie boven Jes. 15:5, onder Jes. 21:3.

Isa 15.5 21.3

52) ik maak u

Of, ik bedauw, begiet, bespreng, bespuit u.

53) is gevallen;

Dat is, heeft een einde. In den oogst pleegt men vreugdeliedjes te zingen, die hoort men nu niet meer, wil de profeet zeggen; zie Jer. 25:30.

Jer 25.30
54) weggenomen

Hebreeuws, verzameld is; Ps. 26:9.

Ps 26.9

55) van het vruchtbare veld,

Anders: van Karmel, hetwelk is de naam van een vruchtbaren berg en streek; zie 2 Kon. 19:23, en wijders 1 Sam. 25:2.

2Ki 19.23 1Sa 25.2

56) de [druiven]treder

Zie de aantekening Jer. 25:30.

Jer 25.30

57) geen wijn

Dat is, hij treedt geen druiven daar men den wijn uitperst.

58) in de wijnbakken,

Of, in de kuipen.

59) ik heb

Dit spreekt God de Heere.

60) het vreugdegeschrei

Of, lofliedjes; gelijk Richt. 9:27.

Jud 9.27

Jeremiah 48:32

74) Boven het geween van Jaezer

Dat is, nog meer dan Jesaja geweend heeft over Jaezer. Zie Jes. 16:9. Anders, uit, of met het geween van Jaezer; dat is gelijk Jesaja gedaan heeft, ik zal mijn geween uit het zijne nemen, mij nevens hem daarin voegen, enz.

Isa 16.9

75) wijnranken

Of, jonge scheuten, loten, planten, gelijk men met edele wijnstokken pleegt te doen; aldus spreekt de profeet omdat in den omtrek der stad Sibma veel schone wijngaarden waren, en niet ver vandaar lag Jaezer aan de beek Arnon, die vandaar voortliep door de zee, dat is het meer, van Jaezer, tussen Jaezer en Aro‰r. En over dit meer in het noordoosten stellen sommigen ook vele wijnbergen, welker planten van Sibma derwaarts mogen overgebracht zijn, of anderszins het land uitgevoerd.

76) verstoorder

De Babyloni‰r.

Jeremiah 51:14

39) bij Zijn ziel:

Menselijk van God gesproken, dat is, bij zichzelven, gelijk God spreekt boven Jer. 22:24, en Jer. 49:13. Zie Gen. 22:16.

Jer 22.24 49.13 Ge 22.16

40) Ofschoon Ik u

Gelijk de Hebreeuwse woorden genomen zijn, boven Jer. 2:22, en Jer. 37:10, zie 1 Sam. 14:39. Anders: zo Ik u [niet] vervulde, en zij, enz., verstaande het grote krijgsheir der Meden en Perzen, waarmede God hier zweren zou hen te zullen vervullen.

Jer 2.22 37.10 1Sa 14.39

41) kevers vervuld heb,

Een soort van ongedierte, hebbende in het Hebreeuws de naam [gelijk enigen menen] van het verderven der vruchten door lekking. Zie Ps. 105:34, onder Jer. 51:27; Jo‰l. 1:4, en Jo‰l. 2:25; Nah. 3:15,16. Sommigen noemen ze kankerwormen, of kruidwormen.

Ps 105.34 Jer 51.27 Joe 1.4 2.25 Na 3.15,16

42) vreugdegeschrei

Zie hiervan boven Jer. 25:30, en versta dit van de vijanden, die Babel zouden overvallen.

Jer 25.30

43) over u toeroepen!

Triomferende over u, of tegen u, een veldgeschrei maken om elkander tot den aanval en overwinning van u te verwakkeren, al waar gij nog zo vol volk.

Copyright information for DutKant