Isaiah 21:5

22) Bereid de tafel,

Stel alles op de tafel in goede orde. Hier spreekt God, of de profeet, de Babyloni‰rs ironisch aan, en het is zoveel alsof hij zeide: Maakt vrij goede sier, als gij maar de wacht bestelt, zo is het genoeg. Maar eer gij het vermoedt zal u de vijand op den hals komen, alzo dat koning en vorst op de benen zal moeten zijn met de wapens in de hand.

23) zie toe,

Alsof hij zeide: Laat de wacht de zorg bevolen zijn, maakt gijlieden u vrolijk, zijt onbekommerd.

24) wachter!

Hebreeuws, wacht.

25) maakt u op,

Enigen nemen deze woorden als tot de vorsten van Babel ironisch gesproken te zijn, gelijk straks gezegd is, in dezen zin: Terwijl gijlieden banketteert zal onvoorziens de wachter roepen: Maakt u op, de vijand is voorhanden, enz. Anderen verstaan hier, de vorsten der Pezen en Meden, alsof God, of de profeet, tot hen zeide: Maakt u op ten strijde, terwijl de Babyloni‰rs goede sier maken en zorgeloos zijn, tast hen aan, overvalt hen, enz.

26) bestrijkt

De krijgslieden plachten hunne schilden of rondassen met olie te besmeren, om die glad en helder te maken. En onder het woord schild kan men hier bekwamelijk verstaan alle krijgsuitrusting en wapens, zodat bestrijkt het schild, zoveel te zeggen is als bereidt u ten strijde.

Jeremiah 51:39

104) verhit zijn,

Van dronkenschap in hun goddeloos banket. Dan zal Ik hun een anderen drank opzetten. Zie de vervulling, naar sommiger gevoelen, Dan. 5.

105) drank opzetten,

Hebreeuws, drinkingen, of dronken, elkeen zijn drank, dien Ik een ieder in mijn beker des toorn bereid heb en hun zal doen drinken.

106) opspringen;

Doch niet van vreugde, maar van schrik en siddering.

107) eeuwigen slaap slapen,

Hebreeuws, slaap der eeuwigheid; dat is den langen slaap, den dood sterven, omgebracht worden, en op aarde of in dit leven niet wederkeren. Vergelijk Ps. 76:6, en Pred. 12:5, met de aantekening en onder Jer. 51:57, idem Ps. 13:4.

Ps 76.5 Ec 12.5 Jer 51.57 Ps 13.3

Daniel 5:1

1) Belsazar

Te weten kleinzoon van Nebukadnezar den Grote, den zoon van Evilmerodach. Van dien tijd af te rekenen dat de Joden in de Babylonische gevangenschap gebracht zijn tot het einde van de Babylonische monarchie, hebben deze drie koningen te Babel geregeerd: Nebukadnezar de Grote, Evilmerodach zijn zoon, en Belsazar, de zoon van Evilmerodach; zie en vergelijk hiermede 2 Kon. 25:27; Jer. 27:5,6,7. Doch anderen stellen na dezen Belsazar enen Nabonides, die van Dani‰l zou genoemd zijn Darius de Meder, onder Dan. 6:1, en het koninkrijk ontvangen hebben, door vrijwillige verkiezing der Babyloni‰rs, enz.; waarvan de verstandige lezer kan oordelen en letten op Jer. 27:7, enz.; idem onder Dan. 5:28, en Dan. 6:1,29, en Dan. 8:3,20, en Dan. 9:1, en Dan. 10:1, en Dan. 11:1,2.

2Ki 25.27 Jer 27.5,6,7 Da 5.31 Jer 27.7 Da 5.28,31 6.28 8.3,20 Da 9.1 10.1 11.1,2

2) maakte

Sommigen houden het daarvoor, dat deze maaltijd gehouden is gedurende de belegering der stad Babel door de Perzen, om te betonen dat hij den vijand, die toen voor Babel lag, weinig of niet achtte.

3) een groten maaltijd

Chaldeeuws, maakte veel, of grote spijs, of brood, gelijk Pred. 10:19.

Ec 10.19

4) duizend geweldigen,

Dat is, al de vorsten, prinsen, groten, voortreffelijken en voornaamste heren en officieren van zijn rijk, die velen in getal waren.

5) voor die duizend.

Dat is, in tegenwoordigheid derzelven; vergelijk Esth. 1:3.

Es 1.3
Copyright information for DutKant