Isaiah 26:17-19

54) alzo zijn wij

Te weten, in de Babylonische gevangenschap.

55) vanwege

Dat is, vanwege uwen toorn. Zie de aantekening Gen. 32:20, en Ps. 21:10.

Ge 32.20 Ps 21.9
56) Wij waren

Dat is, wij waren in groten nood en ellende.

57) wij hadden

Te weten als een barende vrouw.

58) wij hebben [niet]

Dat is, wij hebben ons tevergeefs bekommerd hoe wij uit de gevangenschap of ellende geraken zouden. Wind baren is zoveel gezegd als vergeefsen arbeid doen. Hebreeuws, wij hebben als een wind gebaard.

59) wij deden

Dat is, wij hebben onze vijanden, die ons land ingenomen hadden, door onze eigen kracht niet kunnen verslaan.

60) het land

Te weten het Joodse land, ons vaderland.

61) behoudenis

Of, verlossing, of heil.

62) de inwoners

Dat is, de Babyloni‰rs, die ons land, mitsgaders nog vele andere koninkrijken en landen inhadden.

63) vielen

Of, zij zijn niet gevallen; dat is, zij zijn niet omgekomen.

64) Uw doden

Met deze woorden verklaart de kerk in het algemeen, en elke gelovige in het bijzonder, een vast vertrouwen van de zalige opstanding uit den dood, tot de heerlijkheid van het eeuwige leven; waarvan de verlossing uit de Babylonische gevangenschap een voorbeeld zou zijn, en daarom van de Joden met vertrouwen was te verwachten. Vergelijk Ezech. 37.

65) leven,

Dat is, zij zullen door uwe kracht weder verlost en opgewekt worden.

66) mijn dood lichaam,

Dit spreekt iedere gelovige mens voor zichzelven.

67) gij,

Dat is, gijlieden die als in de graven ligt.

68) uw dauw

Dat is, uwe goedertierenheid, waarmede Gij ons ontvangen zult, zal maken dat wij, die uw kerk of volk zijn, alzo zullen verkwikt en getroost worden, gelijk de dauw de kruiden verkwikt.

69) [als]

Dat is, als een dauw, die op de moeskruiden valt; versta hierbij het gras en alle andere kruiden, die uit de aarde wassen.

70) het land

Anders: Nadat Gij de reuzen [dat is, de machtige en verschrikkelijke vijanden van uw volk] zult ter aarde geveld hebben.

Copyright information for DutKant