Isaiah 29:7-8
26) gelijk De zin is, het zal den vijanden, die u benauwen zullen, gaan gelijk of zij van een nachtgezicht droomden. Zie Jes. 29:8, en Ps. 73:20. Isa 29.8 Ps 73.20 27) Ariel Zie Jes. 29:1. Isa 29.1 28) tegen haar Te weten tegen Jeruzalem. 29) gelijk De zin is: Zij zullen niet kunnen verzadigd worden van de gruwelijke stukken, die zij aan ulieden zullen bedrijven, maar zij zullen nog al begerig zijn om nog gruwelijker boosheden aan ulieden te oefenen, als nog niet genoegzaam hun moed aan ulieden gekoeld hebbende; al de tirannie, die zij tevoren gepleegd hebben, zal maar zijn als een droom, vergeleken zijnde bij hetgeen zij u nog menen te doen. 30) en ziet, Hebreeuws, dat zie, hij eet, maar als hij ontwaakt; alzo straks weder. 31) zijn ziel Dat is, hij zelf; eigenlijk te spreken, zijn lichaam. Alzo wordt ziel voor lichaam genomen, Ps. 16:10. Ps 16.10 29) gelijk De zin is: Zij zullen niet kunnen verzadigd worden van de gruwelijke stukken, die zij aan ulieden zullen bedrijven, maar zij zullen nog al begerig zijn om nog gruwelijker boosheden aan ulieden te oefenen, als nog niet genoegzaam hun moed aan ulieden gekoeld hebbende; al de tirannie, die zij tevoren gepleegd hebben, zal maar zijn als een droom, vergeleken zijnde bij hetgeen zij u nog menen te doen. 32) mat, Of, laf; dat is, dorstig. Zie Ps. 63:2; Jes. 32:2. Ps 63.1 Isa 32.2 31) zijn ziel Dat is, hij zelf; eigenlijk te spreken, zijn lichaam. Alzo wordt ziel voor lichaam genomen, Ps. 16:10. Ps 16.10 33) tegen den berg Dat is, tegen Jeruzalem.
Copyright information for
DutKant