Isaiah 30:10

31) tot de zieners:

Dat is, tot de profeten. Zie 1 Sam. 9:9.

1Sa 9.9

32) Ziet niet;

Dat is, profeteert niet, alsof zij zeiden: Ofschoon u God iets openbaart, zo verkondigt het niet, maar verzwijgt het, alsof gij het niet gezien noch gehoord hadt.

33) de schouwers:

Of, bezichtigers, dat is profeten.

34) spreekt

Alsof zij zeiden: Maar predikt ons wat lieflijk en aangenaam is.

35) bedriegerijen.

Of, bespottingen.

Jeremiah 11:21

59) Anathoth,

Zie boven Jer. 1:1.

Jer 1.1

60) ziel zoeken,

Naar uw leven staan; zie Exod. 4:19; 2 Sam. 4:8.

Ex 4.19 2Sa 4.8

Amos 7:13

37) voortaan

Hebr. niets toedoen, of voortvaren meer te profeteren.

38) niet meer profeteren;

Verg. Amos 2:12.

Am 2.12

39) heiligdom,

Dat is, de plaats, die de koning voor zijn heiligdom houdt, daar hij zijn plechtigen godsdienst bij het gouden kalf verricht, waartegen men hier geen profeteren mag lijden. Sommigen verstaan hierdoor den koning Melech, of Molech, den groten afgod en koning van Isra‰l; zie Amos 5:26.

Am 5.26

40) huis des koninkrijks.

Dit kan men verstaan van een koninklijk hof, dat de koning ongetwijfeld te Bethel mede gehad heeft, als hij daar woonde, om zijn afgoderij te plegen: of van de plaats waar het opperste recht en de koniklijke rijksraad geweest zijn; of men kan het alzo verstaan, dat gans Isra‰l hier in den afgodischen tempel [huis voor tempel] gewoon was te komen, enz.; zulks dat het, naar zijnen zin, voor Amos niet alleen niet veilig, maar ook zulke profetie‰n aldaar gans onlijdelijk waren.

Copyright information for DutKant