Isaiah 4:4

17) den drek

Of, vuiligheid. Hebreeuws, uitgang. Het betekent allerlei vuiligheid, die den mensen afgaat, gelijk Spreuk. 30:12. Doch hier wordt gesproken van de vuiligheid der zonden.

Pr 30.12

18) der dochteren

Dat is, der inwoners van Jeruzalem.

19) de bloedschulden

Hebreeuws, de bloeden. Versta hier de menigvuldige bloedstortingen, die binnen Jeruzalem geschied zijn, en de bewerkers van die; en versta wijders hieronder al de zonden en ongerechtigheden van het volk. Zie Ps. 51:16.

Ps 51.14

20) Jeruzalem

Dat is, de inwoners van Jeruzalem.

21) zal verdreven

Of gezuiverd, of afgewassen, of afgedroogd zal hebben.

22) door den Geest des

Te weten de stad Jeruzalem.

24) door den Geest der

Of, door den afbrandenden geest. Hebreeuws, door den geest des brands, of der hitte, of der wegneming.

Ezekiel 40:38

68) kameren nu en haar deuren

Hebreeuws, kamer, deur; dat is, elk ene.

69) wiesmen

Hebreeuws, wiesen, spoelden zij, of zouden zij wassen; vergelijk boven Ezech. 40:22, en zie Exod. 29:17; Lev. 1:9,13, en Lev. 8:11,21, en Lev. 9:14; afbeeldende den heiligen doop, mitsgaders de geestelijke reiniging en zuivering, die zij dagelijks allen van node hebben, die God welbehagelijk zullen dienen; waarvan dikwijls in de Schriftuur gesproken wordt; zie Hand. 22:16; 1 Cor. 6:11; 2 Tim. 2:21; Tit. 3:5; Hebr. 10:22,23; Jak. 4:8, enz.

Eze 40.22 Ex 29.17 Le 1.9,13 8.11,21 9.14 Ac 22.16 1Co 6.11 2Ti 2.21 Tit 3.5 Heb 10.22,23 Jas 4.8

70) brandoffer.

Zie Gen. 8:20; Lev. 6:9, met de aantekening. Versta hier, het vlees, dat geofferd zou worden.

Ge 8.20 Le 6.9
Copyright information for DutKant