Isaiah 49:9

53) tot de gebondenen:

Dat is, de gevangenen, als boven Jes. 42:7.

Isa 42.7

54) die in duisternis zijn:

Dat is, die in onwetendheid en in geestelijke treurigheid leven.

55) Komt te voorschijn;

Of, komt hervoor, openbaart u. Hebreeuws eigenlijk, wordt ontdekt, of geopenbaard.

56) zij zullen

Te weten, die van u krachtiglijk zullen beroepen zijn.

57) op de wegen

Dat is, aan alle hoeken en kanten. De zin is: Nadat zij uit de geestelijke gevangenschap der zonden en des duivels verlost zijn, zullen zij rijkelijk aan de ziel en aan het lichaam gezegend worden, en zij zullen deze zegeningen overal genieten.

Isaiah 61:1

1) Geest

Dit spreekt Christus, gelijk af te nemen is Luk. 4:17, enz. Zie Joh. 1:33.

Lu 4.17 Joh 1.33

2) gezalfd heeft,

Door deze zalving wordt verstaan dat Christus naar zijn menselijke natuur met de gaven van den Heiligen Geest zonder mate begaafd en versierd is geworden; en naar den gansen persoon tot onzen Koning, Priester en Profeet van den Vader is verordineerd geworden; zie Hebr. 1:9.

Heb 1.9

3) om een blijde boodschap

Of, om een goede boodschap te verkondigen of te prediken. Welke tijding of boodschap is dat? Van de vergeving der zonden, zie Ps. 40:10, en Ps. 96:2.

Ps 40.9 96.2

4) den zachtmoedigen;

Of, nederigen, Luk. 4:18, waar deze woorden van den profeet aangehaald worden, staat den armen, te weten den armen van geest, Matth. 5:3; want den zodanigen wordt het Evangelie gepredikt; Matth. 11:5.

Lu 4.18 Mt 5.3 11.5

5) om te verbinden

Versta dit geestelijkerwijze, namelijk van de vertroosting der ziel, die door de predikatie van het heilig Evangelie geschiedt.

6) de gebrokenen

Dit zijn degenen, die bedroefd en verslagen van harte zijn vanwege hun menigvuldige zonden en overtredingen; zie Ps. 34:19, en Ps. 51:19; Jes. 57:15.

Ps 34.18 51.17 Isa 57.15

7) den gevangenen

Dat is, dengenen, die onder het geweld des duivels of van zijne aanhangers gevangen liggen, vanwege hun begane zonden; Rom. 7:23; 2 Tim. 2:26, en 2 Tim. 3:6; zie Jes. 42:7.

Ro 7.23 2Ti 2.26 3.6 Isa 42.7

8) uit te roepen,

Of, te prediken, te verkondigen.

9) den gebondenen

Dit is hetzelfde, dat straks gezegd is, met andere woorden.

Luke 4:18

Hebrews 2:14-15

37) de kinderen

Namelijk waarvan Jesaja spreekt; dat is, de ware gelovigen, die uit God geboren en leden van Christus zijn.

38) des vleses en bloeds

Dat is, bestaan uit vlees en bloed; of, de zwakke menselijke natuur deelachtig zijn; gelijk 1 Cor. 15:50.

1Co 15.50

39) derzelve deelachtig geworden,

Dat is, heeft deze in enigheid zijns persoons aangenomen, gelijk hij hierna spreekt Hebr. 2:16 en Filipp. 2:7.

Heb 2.16 Php 2.7

40) te niet doen zou dengene,

Dat is, zijne macht of tirannie over de kinderen Gods verbreken en wegnemen.

41) het geweld des doods had,

Namelijk door de zonde, waar hij de mensen toe gebracht had, en waaronder hij die nog hield; om welke zonde de mens den vervloekten dood was onderworpen. Zie Rom. 5:12, en 1 Cor. 15:56.

Ro 5.12 1Co 15.56

42) den duivel;

Namelijk met al zijn engelen, gelijk Christus spreekt Matth. 25:41. Want onder dezen overste worden allen, die onder hem staan, begrepen.

Mt 25.41
43) die met vreze des doods,

Dat is, van den eeuwigen en vervloekten dood, welke vrees alle zondige mensen noodwendig bevangt, totdat zij van hun verlossing verzekerd zijn. Zie Luk. 1:74.

Lu 1.74

44) der dienstbaarheid

Dat is der knechtelijke vrees, of den geest der dienstbaarheid; gelijk hij spreekt Rom. 8:15.

Ro 8.15
Copyright information for DutKant