Isaiah 51:17

64) Waak op, waak op,

Hef uwe ogen op tot God den Heere, en grijp weder een hart, en zet uw vertrouwen op zijn genadige toezegging.

65) Jeruzalem!

O gij volk Gods. Zie Gal. 4:26; Hebr. 12:22.

Ga 4.26 Heb 12.22

66) gedronken hebt

Dat is, die door de tirannen hard getuchtigd zijt geworden. Zie Job 21:20. Zie ook de aantekening Ps. 60:5, en Ps. 75:9; Jer. 25:15,16.

Job 21.20 Ps 60.3 75.8 Jer 25.15,16

67) van de hand

Dat is, dien gij van de hand des Heeren ontvangen hebt.

68) den beker zijner

Dat is, de straffen, die gij van den toornigen God ontvangen hebt.

69) der zwijmeling

Zie Ps. 60:5.

Ps 60.3

70) uitgezogen.

Hebreeuws, uitgedrukt.

Isaiah 51:20-22

78) Uw kinderen

O Jeruzalem; dat is, uwe inwoners, of uwe burgers.

79) zijn in bezwijming

Dewijl zij van hunne vijanden zijn terneder geslagen.

80) vooraan

Hebreeuws, aan het hoofd aller straten; dat is aan den ingang aller straten.

81) een wilde os

Of, buffel.

82) in het net;

Hebreeuws, van het net, of des striks; dat is, die in het net verstrikt is, en die derhalve zichzelven niet helpen noch redden kan.

83) van de grimmigheid

Der straf, die van de grimmigheid des Heeren komt. Dit is de oorzaak van hunne benauwdheid.

84) de schelding

Dat is, der straf, gelijk boven Jes. 50:2.

Isa 50.2
85) niet van wijn!

Maar van tegenspoed en ellende; of versta hierbij: maar van den beker der grimmigheid des Heeren, gelijk Jes. 51:17.

Isa 51.17
86) [Die]

Hebreeuws, die zijn volk twisten zal. De zin is, de Heere zal de zaak van zijn volk aannemen te verdedigen tegen hunne vijanden.

87) Ik neem

Alsof de Heere zeide: dewijl u niemand helpen kan, zo wil Ik u helpen.

Nahum 2:3

10) De schilden

In dit vers, en daarna, beschrijft de profeet de gestaltenis en krijgstoerusting dergenen, die met grote machtige heirlegers komen zouden tegen Nineve en de Assyri‰rs, vijanden der Isra‰lieten, om hen te bestrijden en te onderdrukken.

11) zijner helden

Te weten, van den vijand, die Nineve belegeren zou.

12) zijn rood gemaakt,

Van het bloed der omgebrachte mensen, of versta dit ook van de roodgeverfde kleedren, die velen, inzonderheid onder de krijgslieden der Meden, Perzen, Babyloni‰rs, enz. droegen; zie Ezech. 23:14.

Eze 23.14

13) kloeke mannen

Zie van dit woord kloek, Gen. 47:6, en Exod. 18:21.

Ge 47.6 Ex 18.21

14) scharlakenvervig;

Of, karmozijnd.

15) de wagens zijn in het vuur der fakkelen,

Dat is, hunne wagens varen zo snel en met zulk geweld voort, dat zij over de stenen lopende, vonken vuur geven, waarvan vers 4 breder; en versta hier de legerwagens, die ten strijde bereid waren, in of op welke krijgslieden zaten, daaruit vechtende; zie Joz. 17:16, en 2 Sam. 10:18.

Na 2.4 Jos 17.16 2Sa 10.18

16) bereidt;

Te weten, ten strijde.

17) spiesen

Hebr. de dennebomen. De zin is, gemaakt zijn. Anderen nemen het in dezen zin: Die wagens lopen zo snellijk en met zulk een geweld voort, dat het woud en de bomen, die daarin staan, schudden en beven.

18) worden geschud.

Of, worden gedrild.

Copyright information for DutKant