Isaiah 54:1

1) vrolijk,

Hier spreekt de profeet de gemeente der gelovige Joden aan, die leven zouden ten tijde als het Evangelie beginnen gepredikt te worden, gelijk af te nemen is uit Gal. 4:27; waar deze woorden aangehaald worden.

Ga 4.27

2) gij onvruchtbare,

Aldus noemt hij de kerk, die in de wereld was toen Christus in het vlees verschenen is, ten aanzien van het geringe aantal der gelovigen.

3) niet gebaard hebt!

Dat is, zeer zelden of weinig kinderen gebaard hebt, te weten kinderen Gods, uit het zaad van Gods Woord. Vergelijk Joh. 1:12,13; 1 Petr. 1:23. Het getal der gelovige heidenen is veel groter dan het getal der gelovige Joden. Zie Joh. 1:11; Rom. 9:27, enz.

Joh 1.12,13 1Pe 1.23 Joh 1.11 Ro 9.27

4) der eenzame

Of, der verwoeste; dat is, der Joodse kerk, die ten tijde des Heeren Christus klein was in getal, ten aanzien van de grote menigte der Joden, die verworpen waren.

5) dan de kinderen der getrouwde,

Dat is, dan de oude gemeente der Joden, die God eerst beroepen en zich als ten huwelijk genomen heeft.

Galatians 4:19

76) Mijn kinderkens,

Namelijk die ik door het Evangelie gebaard heb; 1 Cor. 4:15.

1Co 4.15

77) die ik wederom

Grieks van welken ik wederom in barensnood of pijn ben; dat is, die u eerst met veel moeite en arbeid bekeerd heeft uit het heidendom tot Christus, en over welken ik nu wederom groten arbeid en moeite zal moeten aanwenden, om u opnieuw van dezen uwe dwalingen te brengen.

78) Christus

Dat is, de zaligmakende kennis van Christus.

79) een gestalte in u

Dat is, gelijk een moeder haar kind zo lang draagt, totdat het een volmaakte gestalte heeft gekregen, en dan hetzelve baart; alzo zal ik niet ophouden te arbeiden, totdat gij in de rechte kennis van Christus zult bevestigd zijn.

Galatians 4:26-27

109) Jeruzalem, dat

Dat is, de Christelijke Kerk en religie, die hare zaligheid zoekt, niet door het eerste verbond der wet, namelijk door de werken der wet, maar door het tweede des Evangelies, namelijk door de verdiensten van Christus met een waar geloof aangenomen; welke haren oorsprong heeft van den hemel, door de krachtige roeping des Heiligen Geestes. Zie Hebr. 12:22; Openb. 3:12, en Openb. 21:10.

Heb 12.22 Re 3.12 21.10

110) dat is vrij,

Namelijk van de dienstbaarheid en vloek der wet; en wordt bij Sara en Izak, die vrije personen waren, met recht vergeleken; waarom het ook de erfenis des hemels be‰rven zal.

111) ons aller

Namelijk gelovigen, zo Joden als heidenen die hunne zaligheid in Christus alleen zoeken.

112) moeder.

Gelijk Sara de moeder was van Izak, die de erfgenaam zijns vaders was, omdat hij uit een vrije moeder was geboren.

113) Want er is geschreven:

Namelijk Jes. 54:1. De apostel bevestigt dit afgebeeld onderscheid der twee verbonden, volken en gemeenten, der wet en des Evangelies, met de getuigenis en voorzegging van den profeet Jesaja, opdat hij niet schijne deze toepassing buiten de Schrift versierd te hebben.

Isa 54.1

114) gij onvruchtbare,

Dat is, gij gemeente dergenen, die uwe zaligheid alleen in Christus zoekt, die ten tijde van Christus weinige waren, zodat het scheen alsof zij geen kinderen had; hetwelk ook betekend wordt, gelijk de profeet zegt, dat zij geen barensnood heeft en eenzaam is. 115 de kinderen der eenzame Dat is, ledematen derzelve.

116) veel meer, dan dergene,

Daardoor wordt voorzegd de grote menigte dergenen, die uit het Jodendom en voornamelijk uit het heidendom, zich tot deze gemeente zullen begeven, hetwelk na Christus' hemelvaart geschied is.

117) die den man heeft.

Dat is, de Joodse kerk of synagoge, die zich alleen Gods gemeente en eigendom roemde te zijn, en vele aanhangers had.

Copyright information for DutKant