‏ Isaiah 6:3

10) de een riep

Hebreeuws, deze riep tot dezen.

11) De ganse aarde

Hebreeuws, de volheid der ganse aarde [is] zijne eer of heerlijkheid; dat is, al de werken des Heeren, die in den gansen aardbodem zijn, geven getuigenis en zijn een bewijs zijner heerlijkheid; Ps. 24:1; Rom. 1:20.

Ps 24.1 Ro 1.20

‏ Luke 2:13-14

18) heirlegers,

Dat is, der engelen, die als een heir des Heeren zijn, door wie Hij de vromen beschermt en de kwaden straft, Ps. 34:8, en Ps. 103:21.

Ps 34.7 103.21
19) Ere [zij] God

Of, heerlijkheid.

20) vrede op aarde,

Namelijk met God, Rom. 5:1.

Ro 5.1

21) een welbehagen.

Dat is, het welbehagen Gods worde door hem aan de mensen vervuld, 2 Thess. 1:11. Anders, des welbehagens; dat is, in de mensen, die God naar zijn welbehagen heeft uitverkoren, Ef. 1:5.

2Th 1.11 Eph 1.5

‏ Revelation of John 4:8

19) hebben geen rust

Namelijk van God te danken en te prijzen voor Zijn troon.

20) dag en nacht, zeggende:

Dat is, altijd en eeuwig; daar in het hemelse Jeruzalem geen nacht is, maar een eeuwige dag, verlicht door God en het Lam; Openb. 21:23,25.

Re 21.23,25
Copyright information for DutKant