Isaiah 60:19-20

82) De zon

Die stad heeft niet van node dat de zon of maan daarin schijnen, want God zal daarin alles in allen zijn; 1 Cor. 15:28; Openb. 21:23, en Openb. 22:5. Enigen verstaan hier door de zon en maan al de wereldse heerlijkheid en glorie, het koninkrijk, het heiligdom, ceremoni‰n, enz.

1Co 15.28 Re 21.23 22.5

83) de HEERE

Voor de Heere, staat Openb. 21:23: de heerlijkheid Gods.

Re 21.23

84) uw God

Dat is, het Lam, Jezus Christus, die het licht of de kaars dier stad is; Openb. 21:23.

Re 21.23
85) Uw zon

Dat is, uw God [die uw zon wil wezen, Ps. 84:12], zal niet meer het licht zijns aanschijns van u nemen.

Ps 84.11

86) uw maan

Hebreeuws, uwe maan zal niet verzameld worden; dat is, haar licht niet inhouden, of niet weggenomen, niet geweerd worden. Vergelijk Jo‰l. 2:10.

Joe 2.10

87) tot een eeuwig

Hebreeuws, tot een licht der eeuwigheid.

88) uwer treuring

Of, van uwen rouw, of van uw leed.

89) zullen een einde nemen.

Of, zullen voleind zijn. Hebreeuws, zullen volkomen zijn; vergelijk Openb. 21:4. Zie ook Jes. 61:2,3.

Re 21.4 Isa 61.2,3

Matthew 4:16

Acts 13:47

58) tot een licht

Deze woorden worden Jes. 49:6 van Christus gezegd, en worden door de apostelen zeer wel op hun dienst gepast; want overmits de Joden Christus, die hun van de apostelen verkondigd werd, verwierpen, zo volgde dan dat zij Christus voortaan den heidenen moesten voordragen, denwelken hij ook van den Vader tot een licht gesteld was.

Isa 49.6

2 Corinthians 3:18

35) wij allen,

Namelijk die dezen Geest des Heeren ontvangen hebben.

36) met ongedekten aangezichte

Hier ziet de apostel wederom op het voorbeeld van Mozes, die het deksel van zijn aangezicht deed, als hij voor den Heere zelf verscheen, en door dit aanschouwen van God in Zijn aangezicht verheerlijkt werd; alzo ook, zegt hij, hebben wij een vrijmoedigen toegang tot God door het Evangelie, hetwelk is als een klare spiegel, waarin Gods heerlijk aanschijn van onszelven wordt gezien, en wij naar hetzelfde beeld Gods in ons gemoed meer en meer vernieuwd en verheerlijkt worden.

37) als van des Heeren Geest.

Of, als van den Heere den Geest, dat is, van den Geest, die de Heere is, namelijk eenswezens met den Vader en met den Zoon.

2 Corinthians 4:6

11) gezegd heeft dat

Dat is, bevolen heeft, namelijk in het begin der schepping, wanneer de duisternis de aarde bedekte; Gen. 1:3.

Ge 1.3

12) in onze harten

Namelijk die ook duister en onwetend van nature waren. Hij spreekt hier inzonderheid van de apostelen, door wie dit licht daarna moest verbreid worden onder alle volken.

13) geschenen heeft om

Namelijk door Zijn Heiligen Geest.

14) in het aangezicht van

Dat is, de heerlijkheid Gods, die in het aanschijn van Mozes blonk en van hem werd bedekt, schijnt nu veel heerlijker in het aanschijn van Christus, en wordt van ons niet bedekt, maar ongedekt voorgesteld voor allen, om dezelven daardoor te verlichten.

Revelation of John 18:1

1) na dezen zag

Dat is, nadat de voorgaande engel zijn woorden van de beschrijving der grote hoer had ge‰indigd.

2) een anderen engel

Sommigen verstaan dit van Christus zelf, en van Zijn komst ten oordeel, wanneer Hij den antichrist geheel zal teniet doen, 2 Thess. 2:8. Doch daar in Openb. 18:9 en vervolgens, van den rouw der koningen, kooplieden en zeelieden, dien zij na den val van dit Babylon nog zullen bedrijven, in het brede wordt gehandeld, zo is het waarschijnlijker, dat hier van den val van dit Babylon en de uitroei‹ng van haar troon, wordt gesproken, die nog tevoren zal geschieden, tot een voorbeeld van Gods rechtvaardig oordeel voor de gehele wereld; gelijk het ook daaruit blijkt, dat God in het Openb. 18:4 Zijn volk beveelt uit haar te gaan, opdat zij haar zonden en plagen niet deelachtig worden; hetwelk op den uitersten dag niet wel kan worden gepast; van welke laatste wraak over het beest en den valsen profeet eerst zal gesproken worden, Openb. 19:20,21.

2Th 2.8 Re 18.9,4 19.20,21

3) hebbende grote macht,

Deze twee eigenschappen, van grote kracht en heerlijkheid, worden ook den geschapen engelen toegeschreven, Ps. 103:20; Luk. 2:9; Hand. 12:7. De reden waarom deze titels hier dezen engel worden gegeven, is omdat er grote kracht en heerlijkheid nodig was in het uitroeien van dezen machtigen troon van den antichrist in de wereld.

Ps 103.20 Lu 2.9 Ac 12.7

Revelation of John 21:23

48) behoeft de zon

Namelijk om daardoor het onderscheid van dagen af te meten, omdat daar geen nacht zal zijn, maar een eeuwigdurend licht, gelijk Openb. 21:24 verklaart; noch ook om ons uitwendig te verlichten dewijl Gods heerlijkheid en Zijn ontoegankelijk licht, dat Hij bewoont, alle andere lichten zal verduisteren; zie deze plaats Jes. 60:19, waar dergelijke wordt geprofeteerd, niet alleen van de tijden van het Nieuwe Testament, vergeleken met de tijden van het Oude Testament, maar inzonderheid van de vervulling die hiernamaals zal geschieden.

Re 21.24 Isa 60.19
Copyright information for DutKant