Isaiah 66:10

43) u

O gij gelovige kinderen Gods, gij nieuwgeboren Christenen, van welker geboorte gesproken is Jes. 66:8.

Isa 66.8

44) met Jeruzalem,

Dat is, met de kerk Gods, het geestelijke Jeruzalem, hetwelk de Heere weder herbouwd en zeer vermeerderd heeft, door de beroeping der heidenen.

45) over haar,

Of, met haar, of in haar; dat is harenthalve.

46) Weest vrolijk

Dat is, weest hartelijk verblijd, gelijk Matth. 2:10.

Mt 2.10

47) zijt treurig

Te weten niet alleen om de verwoesting van het aardse Jeruzalem, maar veel meer omdat de kerk Gods door hare vijanden bijna geheellijk is onderdrukt geworden.

Matthew 5:4

3) treuren;

Dat is, die over de zonden bedroefd zijn; van welke droefenis ook gesproken wordt 1 Cor. 5:2, en 2 Cor. 7:9, tegen welken gesteld worden die in alle weelde en vreugde leven; Luk. 16:19,25.

1Co 5.2 2Co 7.9 Lu 16.19,25

2 Corinthians 7:10-11

20) naar God werkt

Dat is, die van God komt, Gode aangenaam is en den zondaar tot God brengt; wanneer namelijk het hart des zondaars daarover recht bedroefd is, dat hij God zijnen Vader door zijne zonde vertoornd heeft, met een vertrouwen van de vergeving derzelve door Christus Jezus, vergezelschapt met een vast voornemen van de zonde te vlieden, gelijk de voorbeelden van David, van den verloren zoon, der zondares, Petrus en anderen uitwijzen.

21) de droefheid der

Dat is, welke in wereldse mensen is, om het verlies van wereldse zaken, of die uit vrees van Gods straf alleen wordt veroorzaakt, waarop verharding in de zonde, wanhoop en eindelijk de verdoemenis zelve volgt, gelijk in Kain, Achitofel, Achab, Judas en dergelijken te zien is.

22) naarstigheid heeft het in u

Of, zorgvuldigheid en bekommering over de zonde, die begaan was om die te beteren.

23) verantwoording, ja

Of, verontschuldiging; namelijk dat zulks niet was geschied uit moedwil of toestemming van de begane zonde.

24) onlust, ja

Of, bezwaardheid over dezelve zonde, verdrietigheid, kwalijkneming.

25) vrees, ja

Namelijk van de goddelijke en kerkelijk straf over die zonde, zo zij niet werd gebeterd.

26) verlangen, ja

Dat is, gewilligheid en zonderlinge begeerte om dezelve te beteren.

27) ijver, ja

Namelijk in het volbrengen van hetgeen de apostel hun bevolen had tot wering van deze ergernis.

28) wraak; in alles

Dit kan verstaan worden van de kerkelijke straf zelve over deze zonde, of ook van het verdriet, dat zij hierover hebben bewezen, hetwelk als een wraak was over henzelven, dat zij tevoren zo nalatig hierin geweest waren.

29) rein te zijn

Namelijk niet van alle fouten, want nalatigheid is ook ene fout, maar van enig genoegen daaraan te hebben, of van moedwillig daarin gehandeld te hebben.

30) zaak.

Of, handel, daad.

James 4:9

34) Gedraagt u als

Namelijk niet alleen uitwendig, gelijk de huichelaars veeltijds doen, maar vooral inwendig in het hart; bedroefd zijnde over uw zonden en ellenden.

35) bedroefdheid.

Het Griekse woord betekent eigenlijk neerslachtigheid van ogen of aangezicht, uit droefheid of schaamte.

Copyright information for DutKant