‏ Isaiah 8:19

70) Wanneer

Dit zijn nog de woorden Gods tot Jesaja en tot de godvrezende Joden.

71) zij dan

Te weten, de ongelovige Joden, of Jeruzalemmers.

72) tot ulieden

Te weten tot u, Jesaja en tot andere godzaligen, die in den waren God geloven.

73) Vraagt

Te weten, hoe gij en wij van de vijanden zullen verlost worden. Zie van de waarzeggers Lev. 19:31, en Lev. 20:6.

Le 19.31 20.6

74) piepen,

Of, kirren.

75) binnensmonds

Of, popelen; dat is, die hunne voorzeggingen met een duistere, onverstaanbare stem voortbrengen.

76) Zal men

De zin is: Zullen zij, die leven, voor zichzelven den doden vragen, gelijk Saul gedaan heeft, 1 Sam. 18:11? Hij wil zeggen dat zulks den kinderen Gods geenszins betaamt. Anders aldus: Vraagt niet een volk zijnen goden? voor de levenden de doden? verstaande dat het zij ene bestraffing van de ongerijmdheid der afgodendienaars, die den doden afgoden vragen tot voordeel van de levenden.

1Sa 18.11
Copyright information for DutKant