Isaiah 8:20
77) Tot de wet Dat is, tot de boeken van Mozes. Zie Luk. 16:29. Lu 16.29 78) de getuigenis! Dat is, tot de openbaringen, die God den profeten gedaan heeft; te weten, zal men gaan om te vragen. 79) Zo zij niet Dat is, indien zij Mozes en de ware profeten niet willen horen en zich naar hunne leer schikken. 80) geen dageraad Of, geen licht. Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk den dageraad; dat is het aanbrekende licht, als de zon begint op te gaan, hetwelk meer schemering dan dag is. Dat is, zij zullen het hemelse licht en het rechte verstand der verborgenheden van God, alsook zijner genade, niet deelachtig worden; maar met allerlei geestelijke en lichamelijke ellenden gestraft worden. Zie Job 18:18; Ps. 84:12. Anders: [zo is het] omdat er geen dageraad bij hen is. Anders: zo niet, laat hen naar dat woord spreken, dat geen dageraad heeft; dat is, die het woord der profeten verachten en alzo doen blijken dat zij geen hemelse verlichting hebben, laat die spreken naar het woord der waarzeggers of duivelskunstenaars. Job 18.18 Ps 84.11 81) zullen hebben. Hebreeuws, bij hem, of in hem; dat is, bij geen van hen allen. Hij spreekt van al de goddeloze Isralieten als van n geheel. Alzo ook Jes. 8:21,22. Isa 8.21,22 Romans 12:7
28) [Zo laat ons die gaven besteden], Anderen vervullen dit aldus, hetzij profetie, zo laat ons wijs zijn naar de mate des geloofs, enz. 29) profetie, Dat is, de gave of beroeping om te profeteren; waardoor verstaan wordt de gave niet zozeer om toekomende dingen te voorzeggen, gelijk gehad hebben de profeten des Ouden Testaments, en in het Nieuwe Agabus, Paulus, Petrus, Johannes en anderen, gelijk dit woord genomen wordt 1 Cor. 12:28; Ef. 4:11, als van het recht verstand der Heilige Schrift uit te leggen en tot vertroosting en vermaning de gemeente toe te passen. Zie 1 Cor. 14:1,3. 1Co 12.28 Eph 4.11 1Co 14.1,3 30) de mate des geloofs; Grieks, analogian; waardoor verstaan wordt, f de mate van kennis, die iemand van God gegeven is, gelijk Rom. 12:3, en Ef. 4:7, f de gelijkmatigheid en overeenkomstig der hoofdstukken van de Christelijke leer, klaarlijk uitgedrukt in Gods Woord en in de artikelen des geloofs, die als een regel zijn, naar welken alle uitleggingen der Heilige Schrift moeten gedaan worden. Ro 12.3 Eph 4.7 31) bediening, in het bedienen; Grieks, diakonian; welk woord hier in het algemeen genomen wordt voor de bedieningen, die hierna in bijzondere soorten afgedeeld worden. Zie Hand. 1:17; 1 Cor. 12:5. Ac 1.17 1Co 12.5 32) die leert, in het leren; Dat is, die geroepen is om een leraar te zijn; welke leraars, alzo zij hier van de Vermaners onderschieden worden; zo menen sommigen dat hierdoor in het bijzonder verstaan worden degenen, die voornamelijk geroepen zijn om de Christelijke leer te verklaren, en dezelve tegen de valse leraars en tegensprekers te verdedigen.
Copyright information for
DutKant