Isaiah 8:3

7) de profetesse

Dat is, tot mijne huisvrouw, aldus genoemd vanwege het ambt van haren man. Of, omdat zij mede ene profetes was.

8) genaderd,

Dat is, in de slaapkamer gegaan. Hiermede wordt eerbaarlijk te kennen gegeven de bijslaap van den profeet met zijne huisvrouw.

9) MAHER-SCHALAL, CHAZBAZ.

Zie boven Jes. 8:1.

Isa 8.1

Isaiah 10:21

96) Het overblijfsel

Dat is, de overgeblevenen. Hebreeuws, Schear Jaschub, ziende op den naam, dien de profeet zijnen zoon gegeven heeft, uit het bevel Gods, boven Jes. 7:3; zie de aantekening aldaar. En versta hier door de overgeblevenen de uitverkorenen Gods onder de Joden, die God uit den algemenen ondergang gered had, en die met waar geloof op God vertrouwden en volstandig bleven.

Isa 7.3

97) zal wederkeren,

Of, bekeerd worden, namelijk tot den sterken God.

98) het overblijfsel van Jakob,

Als straks.

Hosea 1:4

11) hem:

Hosea.

12) Jizreel,

Deze naam moet onderscheiden worden van Isra‰l, en dit ziet op de plaats Jizre‰l. Zie het volgende en wijders Hos. 2:21,22, met de aantekening.

Ho 2.22,23

13) bloedschulden van Jizreel

Hebreeuws, bloeden; dat is, bloedschulden, doodslagen, moorderijen, [zie Gen. 37:26], die aldaar opgelegd en bedreven zijn.

Ge 37.26

14) bezoeken over het huis

Met straffen; zie Gen. 21:1.

Ge 21.1

15) Jehu,

Die veel bloed vergoten had in het dal Jizre‰l, op het bevel des Heeren, maar niet uit een oprecht hart om Achabs afgoderij uit te roeien, gelijk hem God bevolen had [alzo hij zelf 2 Kon. 10:28,29,31 wordt gezegd aangehangen te hebben de afgoderij van Jerobeam, en niet gewandeld te hebben in de wet des Heeren met zijn ganse hart] maar om het koninkrijk. Waarom God zulks houdt voor een moorderij; vergelijk het voorbeeld van Baesa, 1 Kon. 15:29, en 1 Kon. 16:7, die Jerobeams huis, naar Gods woord verdelgde, maar niet uit vroomheid.

2Ki 10.28,29,31 1Ki 15.29 16.7

Hosea 1:6

18) Hij zeide tot hem:

De Heere tot Hosea.

19) Lo-ruchama;

Dat is, niet ontfermde.

20) zekerlijk wegvoeren.

Hebreeuws, wegvoerende, of opnemende, [dat is, opnemende en wegvoerende] wegvoeren; vergelijk onder Hos. 5:14. Deze woorden worden verscheidenlijk overgezet, vermits de verscheidene betekenissen van het Hebreeuwse woord, dat niet alleen opnemen, wegnemen, wegvoeren, enz., maar ook vergeven betekent. [Zie Ps. 25:18; Jes. 2:9]. Dit is vervuld, eerst door Tiglath-Pilezer, daarna door Salmanassar, koningen van Assyri‰.

Ho 5.14 Ps 25.18 Isa 2.9

Hosea 1:9

24) Hij zeide:

De Heere.

25) de uwe niet zijn.

Dat is, Ik zal ulieder God niet zijn, gelijk dit sommigen aldus aanvullen: zo zal Ik [ook] ulieder [God] niet zijn, gelijk God elders dikwijls spreekt. Vergelijk boven Hos. 1:7 met de aantekening, en zie Gen. 17:7, en Deut. 7:6. Door de geboorte van deze drie kinderen menen sommigen afgebeeld te zijn drie‰rlei staat van het volk van Isra‰l, telkens meer vervallende in zonden en zwaarder van God gestraft.

Ho 1.7 Ge 17.7 De 7.6
Copyright information for DutKant