Jeremiah 19:3
6) koningen van Juda Dat is, koning met zijne vorsten en regenten, gelijk enigen dit verstaan; vergelijk onder Jer. 46:25. Anders kan men het ook passen op den tegenwoordigen koning en zijne navolgers, tot de Babylonische gevangenschap toe. Jer 46.25 7) heirscharen, Zie 1 Kon. 18:15. 1Ki 18.15 8) kwaad Dat is, plaag en ellende en ongeluk. 9) oren Zie 2 Kon. 21:12. 2Ki 21.12
Copyright information for
DutKant