Jeremiah 23:30-32

66) Ik [wil] aan de profeten,

Gelijk boven Jer. 21:13.

Jer 21.13

67) naaste;

Of, metgezel; dat is, die heimelijk en steelsgewijze met elkander samenspannen en de een den ander leren wat zij tezamen het volk als mijn woord en op mijn naam zullen voorstellen; of die wel weten dat de ware profetie‰n mijn woord zijn, en ontkennen het evenwel voor het volk, of houden het achter, stelende alzo mijn woord uit de harten der mensen en benemende hun de gedachten, die zij daarvan mogen hebben, opdat het in den wind geslagen worde. Sommigen menen dat dit ziet op de arglistigheid der valse profeten, die enige woorden en manieren van spreken, die de ware profeten gewoon waren in hunne profetie‰n te gebruiken, hun ontstalen, en tot een dekmantel van hun bedrog in hun valse profetie‰n gebruikten, en de ware profeten alzo, gelijk men zegt, na„apten, waarvan in het volgende.

68) hun tong nemen,

Dat is, hunne tong stoutelijk hiertoe misbruiken, of, [met] hunne tongen vangen; dat is, de mensen met zoete woorden verstrikken en overreden, stoutelijk en valselijk zeggende dat het mijn woord is, hetgeen hun eigen versiersel is.

69) Hij heeft [het] gesproken;

Namelijk de HEERE: gelijk de ware profeten, bij en in het verhaal van Gods woorden, zeer dikwijls deze woorden plegen te gebruiken: spreekt, of, zegt de HEERE. Hebreeuws eigenlijk, het gezegde, of gesprokene des HEEREN; Matth. 22:44, uit Ps. 110:1, wordt daarvoor gesteld [gelijk als hier] heeft gezegd, of gesproken, of sprak, in deze woorden: De HEERE heeft gezegd, of gesproken tot mijnen Heere. Alwaar dit woord ook in den Hebreeuwsen tekst staat.

Mt 22.44 Ps 110.1
70) valse dromen profeteren,

Hebreeuws, dromen der valsheid, of der leugen, leugendromen.

71) gans geen nut doen,

Hebreeuws, nut doende, geen nut doen.

Ezekiel 13:8

20) Ik [wil] aan u,

Te weten om u te straffen. Vergelijk Jer. 21:13, met de aantekening.

Jer 21.13

Ezekiel 21:3

5) Ik [wil] aan u,

Alsof de Heere zeide: De Babyloni‰rs hebben het niet alleen tegen u, maar Ik zelf ben uwe wederpartij, bereid om u te verderven; zie boven Ezech. 13:8.

Eze 13.8

6) zwaard uit zijn schede trekken;

Menselijkerwijze van God gesproken, gelijk ook Lev. 26:33. Zwaard voor de straf van den oorlog, Lev. 26:6. Somtijds schijnt het nog andere straffen te begrijpen, gelijk Job 19:29; gelijk de oorlog ene zee van alle plagen is; zie ook Ps. 22:21.

Le 26.33,6 Job 19.29 Ps 22.20

7) rechtvaardige en den goddeloze.

Versta, den rechtvaardige in schijn, en niet in waarheid, gelijk boven Ezech. 3:20, zie de aantekening. Of den rechtvaardige in vergelijking met den goddeloze, die onrechtvaardiger is. Die minder goddeloos is, wordt gerechtvaardigd van dengene, die goddelozer is; dat is, rechtvaardiger geacht ten aanzien van hem; zie boven Ezech. 16:51,52. Zo men het woord rechtvaardig verstaan wil van den waren vrome, zo wordt hij met den goddeloze gestraft, omdat hij bij denzelven blijft, hoewel de vrome niet vergaat gelijk de goddeloze; vergelijk Openb. 18:4.

Eze 3.20 16.51,52 Re 18.4

Ezekiel 29:3

5) Ik [wil] aan u,

Gelijk boven Ezech. 28:22. Alzo onder Ezech. 29:10, en Ezech. 30:22, enz.

Eze 28.22 29.10 30.22

6) zeedraak,

Zie Ps. 74:13,14; Jes. 27;1, en Jes. 51:9, en onder Ezech. 32:2. Sommigen verstaan hier een krokodil.

Ps 74.13,14 Isa 51.9 Eze 32.2

7) rivieren ligt;

Versta, de verscheidene armen en stromen van de grote en vermaarde rivier de Nijl, waardoor hij meende zo verzekerd te zijn, dat geen vijand, ja zelfs geen god [gelijk Herodot. lib. 2, schrijft] hem uit zijn rijk kon verdrijven.

8) rivier is de mijne,

Nijl, daarover heb ik alleen te gebieden, zij is alleen tot mijn voordeel en verzekering; niemand anders heeft er gezag over, of kan haar mij benemen of ontwenden.

9) gemaakt.

Alzo geordineerd en verdeeld, tot gerief en sterkte van mijn koninkrijk.

Ezekiel 36:9

22) u,

O gij bergen van Isra‰l, om u te redden en goed te doen. Anders: Ik [wil] aan u. Welke manier van spreken hier niet [gelijk elders, zie Jer. 21:13, en boven Ezech. 13:8] in het kwade, of vijandelijk, maar in het goede en vriendelijk moest genomen worden; gelijk men ook wel somtijds doet in onze taal, wanneer men vijandelijk aan iemand wil, of ook ten beste, om iemand of iets te redden, enz.

Jer 21.13 Eze 13.8

23) aanzien,

Of, mijn aangezicht tot u wenden, of keren; dat is, mij uwer genadiglijk aannemen, zendende u den Messias, op wiens komst en weldaden aan zijne kerk deze profetie meest ziet, gelijk in het vervolg blijkt.

Copyright information for DutKant