Jeremiah 23:5

8) rechtvaardige

Zijnde zonder zonden, onbevlekt, heilig en rechtvaardig, ja onze gerechtigheid, geljk volgt, die God in Hem voor ons overvloediglijk heeft als doen groenen en bloeien.

9) Spruit

Of, spruitsel, uitspruitsel, scheut; namelijk, den Messias, onzen Heere Jezus Christus, welke, zijnde Gods eeuwige en eniggeboren Zoon, in de volheid des tijds, door de wonderbare en onbegrijpelijke werking van den Heiligen Geest, onzen natuur heeft aangenomen, voortspruitende uit Maria [die van den huize Davids was] gelijk een nieuw uitspruitsel uit een stam, stomp, of stronk, die vergaan en verstorven scheen te zijn. Vergelijk Jes. 4:2, en Jes. 11:1, en zie onder Jer. 33:15,16; Zach. 3:8, en Zach. 6:12; Hebr. 7:14, alwaar een Grieks woord gebruikt wordt, dat wel eigenlijk en meest past op het opgaan, oprijzen en opschieten der zon, maar van de Griekse overzetters hier en elders gebruikt is tot vertaling van dit woord spruit, gelijk het ook van den Evangelist Lukas gehouden is, Luk. 1:78, waar Zacharia den Heere Christus noemt den opgang uit de hoogte; alzo gebruiken wij ook dit woord opgaan, opkomen, rijzen, niet alleen van de zon en sterren, maar ook van kruiden en gewassen, waarop het Hebreeuwse woord tsemach, spruit, of uitspruitsel eigenlijk ziet; hoewel het Griekse woord Luk. 1:78, daar schijnt te zien op den opgang der zon in het oosten, gelijk enigen afnemen uit Luk. 1:79 aldaar.

Isa 4.2 11.1 Jer 33.15,16 Zec 3.8 6.12 Heb 7.14 Lu 1.78,78,79

10) Koning zijnde regeren,

Dezelfde manier van spreken is onder Jer. 37:1. Zie de aantekening aldaar, en vergelijk Hos. 3:4,5.

Jer 37.1 Ho 3.4,5

11) recht en gerechtigheid doen

Als een Koning en rechtvaardig Rechter der ganse wereld, verdoende de goddelozen en behoudende de zijnen. Zie 1 Kon. 10:9.

1Ki 10.9

Jeremiah 33:15

38) SPRUIT der gerechtigheid

Zie boven Jer. 23:5.

Jer 23.5

39) recht en gerechtigheid doen op aarde.

Gelijk een koning; zie boven Jer. 23:5.

Jer 23.5

Zechariah 6:12

25) Ziet,

Of, zie, daar zal een man zijn, of komen.

26) een Man, Wiens naam is

Te weten, Christus, war God en waar mens, wiens voorbeeld gij zijt.

27) SPRUITE,

Zie Zach. 3:8.

Zec 3.8

28) uit Zijn plaats spruiten,

Te weten, uit Bethlehem, uit den stam of wortel Davids, wien hij beloofd was; verg. Jes. 11:1, enz.; Micha 4:1.

Isa 11.1 Mic 4.1

29) des HEEREN tempel bouwen.

Dat is, de gemeente der gelovigen, te weten door de predikatie van het heilig Evangelie.

Copyright information for DutKant