‏ Jeremiah 31:31-33

102) nieuw verbond

Zie Hebr. 8:6,13.

Heb 8.6,13

103) maken;

Zie Gen. 15:17,18.

Ge 15.17,18
104) Niet naar het verbond,

Sommigen verstaan dit van het verbond der wet of der werken, geschreven in stenen tafelen, overmits de volgende tegenstelling, en uit vergelijking met 2 Cor. 3:3,6,7, enz. Anderen verstaan het oude verbond der genade, zoals dat in het Oude Testament v¢¢r de komst van Christus in het vlees is bediend geweest, onder verscheidene schaduwen, met veel mindere klaarheid en sobere gaven van den Heiligen Geest, enz.

2Co 3.3,6,7

105) hand aangreep,

Om hen door mijne kracht, en zeer vriendelijk, als hand aan hand samengaande, te geleiden.

106) welk Mijn verbond

Of, omdat zij mijn verbond vernietigd, of gebroken hebben.

107) vernietigd hebben,

Zie boven Jer. 11:7,8.

Jer 11.7,8

108) getrouwd had,

Of, hunlieder man, of Heere over hen was, mij als hun man, of Heere, gedragen had, hebbende over hen het mannelijk recht, en hen weldoende als een man zijne vrouw. Vergelijk boven Jer. 3:14, en Hos. 2:6,7. Anders: zou Ik hun man, of Heere gebleven zijn? alsof de Heere zeide: Geenszins, maar Ik heb hen veracht, gelijk sommigen verstaan dat de apostel dit verklaard heeft; Hebr. 8:9.

Jer 3.14 Ho 2.7,8 Heb 8.9
109) zal Mijn wet

Hebreeuws, Ik heb gegeven; dat is, Ik zal het zekerlijk doen; gelijk het volgende verklaart.

110) binnenste geven,

Dat is, hart, gelijk in het volgende verklaard wordt. Vergelijk onder Jer. 32:40, met de aantekening.

Jer 32.40

111) hart schrijven;

Vergelijk onder Jer. 32:39,40; Ezech. 36:25,26,27, en 2 Cor. 3:3.

Jer 32.39,40 Eze 36.25,26,27 2Co 3.3

112) God zijn,

Gelijk boven Jer. 31:1.

Jer 31.1

‏ Hebrews 8:6

14) Hij zoveel uitnemender bediening gekregen,

Namelijk de Heere Jezus Christus.

15) eens beteren verbonds Middelaar is,

Namelijk van het verbond der wet, en der ceremoni‰n was.

16) betere beloftenissen

Namelijk die hierna, Hebr. 8:10,11,12, worden uitgedrukt.

Heb 8.10,11,12

17) bevestigd is.

Grieks gewettelijkt is.

‏ Hebrews 8:8-9

19) [hen]

Namelijk de Isra‰lieten; of hetzelve, namelijk verbond.

20) berispende,

Of het gebrek hun aanwijzende; of over hen klagende; dat is, de zwakheid, die door hun verdorvenheid in dit verbond was, aanwijzende en daarover klagende.

21) de dagen komen,

Namelijk ten tijde van den Messias.

22) over het huis Israels,

Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom. 11:17,25,26; Gal. 4:26, enz.

Ro 11.17,25,26 Ga 4.26

23) verbond

Of testament.

24) oprichten;

Grieks voleindigen. Zie de aantekeningen Hebr. 8:10.

Heb 8.10
25) met hun vaderen gemaakt heb,

Namelijk door Mozes in de woestijn.

26) op hen niet geacht,

Of Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen in het huwelijk, of als ene heer gebleven zijn? hetwelk ‚‚n zin met dezen woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was.

Copyright information for DutKant