Jeremiah 48:26
59) dronken, Gij Babylonirs, te weten uit den beker van Gods toorn; zie boven Jer. 25:15,16; Jes. 63:6. Jer 25.15,16 Isa 63.6 60) groot gemaakt heeft tegen den HEERE; Tegen God en zijn volk met woorden en werken gesnoefd heeft. Vergelijk Ps. 35:26,27, met de aantekening en onder Jer. 48:42. Ps 35.26,27 Jer 48.42 61) klappen in zijn uitspuwsel, Gelijk onzinnige dronkaards, die ter aarde nederstortende met de handen klappen en plassen in hun eigen uitspuwsel. Anders: zich omwentelen. 62) belaching zijn. Gelijk hij tevoren Gods volk placht te belachen, gelijk volgt.
Copyright information for
DutKant