Jeremiah 50:9-11
24) rusten; Of, in orde stellen. Alzo Jer. 50:14. Jer 50.14 25) hun pijlen Der voorzegde verzameling. 26) kloeken helds, Of, ervaren. Anders: van een held, die van kinderen berooft; dat is, die zelfs de jongelingen of jonge manschap nedervelt. 27) ledig wederkeren. Geen van hunne pijlen zal vergeefs geschoten worden; vergelijk 2 Sam. 1:22, of, [die], [te weten, held] niet ledig wederkeert, zonder nederlaag des vijands. 2Sa 1.22 28) verzadigd worden, Van roof en buit volop hebben. 29) gij plunderaars Of, plunderende, of als gij plundert. 30) erfenis! Van het land Kanan en van mijn volk. 31) geil geworden zijt Of, gegroeid zijn, aan het lichaam toegenomen zijt, als een jonge vaars, die in jong teder gras gaat weiden. 32) [paarden]; Gelijk boven Jer. 47:3. Jer 47.3 Jeremiah 50:17
45) opgegeten, Gelijk boven Jer. 50:7. Jer 50.7 46) Assur, Dat is, Assyri, te weten Pul, Tiglath-Pileser en Salmanassar. Zie 2 Kon. 15:19,20,29, en 2 Kon. 16:7, en 2 Kon. 17:3, enz. 2Ki 15.19,20,29 16.7 17.3 47) beenderen verbrijzeld. Hebreeuws alsof men zeide: Heeft hem gebeenderd; dat is ten uiterste verdorven en machteloos gemaakt. Jeremiah 51:2
3) wanners toeschikken, Anders, vreemdelingen toeschikken, die hen verstrooien zullen. 4) zullen ten dage Hebreeuws, zijn geweest. Profetischerwijze gesproken; dat is, zullen haar van alle kanten bestrijden. 5) kwaads Dat is, van haar ongeluk, ongeval, dat over haar bestemd is. Jeremiah 51:24
52) Maar Ik zal Babel Alsof de Heere zeide: Als Ik de Babylonirs in al de voorgemelde oordelen, als mijn instrument, zal gebruikt hebben, dan zal Ik niet nalaten te straffen de boosheid, die zij ondertussen daarin gepleegd en bedreven hebben, bijzonderlijk aan mijn volk; vergelijk boven Jer. 51:10. Jer 51.10 53) Chaldea Dat is, van het land der Chalden, of van Chaldea; alzo Jer. 51:35. Jer 51.35 54) ulieder ogen, Dit spreekt God tot zijn volk, voor welker ogen Hij dit oordeel over Babel wilde laten gaan.
Copyright information for
DutKant