‏ Job 1:21

47) daarhenen

Dit zeide hij, zo het schijnt, wijzende op de aarde, naar welke hij zich neergebogen had.

48) de HEERE heeft genomen;

Hoe de kwade werken des Satans en der boze mensen, den goeden God toegeschreven worden, zie Gen. 45:5, en 1 Kon. 12:15.

Ge 45.5 1Ki 12.15

49) geloofd!

Hebreeuws, gezegend. Zie Gen. 14:20, en de aantekening.

Ge 14.20

‏ Matthew 5:11-12

11) alle

Dat is, allerlei.

12) kwaad

Grieks: kwaad woord.

13) tegen u spreken

Dat is, dat u tegen gaat, of tot uw nadeel.

14) loon [is]

Namelijk dat God belooft en geven zal, niet uit verdienste, maar uit genade, Rom. 6:23, om Christus' wil, 2 Cor. 1:10, en zo ook 2 Cor. 6:1, en elders doorgaans.

Ro 6.23 2Co 1.10 6.1

15) groot in de hemelen;

Grieks: veel.

16) v¢¢r u [geweest zijn].

Dat is, voor uw tijden, of in voorgaande tijden.

Copyright information for DutKant