Job 15:2
1) wijs man Te weten, waarvoor gij uzelven uitgeeft. 2) winderige Hebreeuws, wetenschap des winds; dat is, die niet vast of zeker is, maar vergaande en verwaaiende. Vergelijk boven, Job 7:7, en de aantekening. Job 7.7 3) buik Dat is, zijn binnenste, of verborgenste, te weten, zijn zin, hart en gemoed; alzo onder, Job 15:35, en Job 20:20, en Job 32:19; Spreuk. 20:27, en Spreuk. 22:18, gelijk in den buik de darmen met ander ingewand gesloten en verborgen zijn, alzo zijn in de ziel de gedachten, de wil en bewegingen. Job 15.35 20.20 32.19 Pr 20.27 22.18 4) oostenwind? Dat is met woorden en redenen, die niet alleen ijdel en licht zijn als de wind, maar ook schadelijk als in dat land de oostenwind. Zie Gen. 41:6; Exod. 10:13, en de aantekening. Ge 41.6 Ex 10.13 Psalms 48:7
Hosea 12:1
1) van Efraim Hebreeuws, Efram hebben mij, enz., dat is, die van Efram, de Eframieten, waardoor de tien stammen, of Isral, [gelijk volgt] verstaan worden. 2) Mij omsingeld met leugen, Het zijn zo stoute huichelaars geweest, dat zij mij al hunne afgoderij als met geweld hebben willen overdringen, alsof zij die tot mijn eer en dienst pleegden, en de ware religie hadden. Sommigen houden dit voor ene klacht van den profeet over zijn wedervaren bij zijn boze landslieden; gelijk Gods woorden en die van de profeten somtijds onder elkander vermengd worden. 3) Juda heerste nog Sommigen verstaan dat hier gesproken wordt van dien tijd, als de tien stammen zich eerst van Juda afzonderden, en een geruimen tijd daarna. Anders: Maar Juda is nog heersende, enz. Hoewel Juda ook zeer vervallen was, en daarover van God door dezen profeet in verscheidene plaatsen scherpelijk bestraft wordt, zo hadden zij nochtans, boven het wettelijk koninkrijk, ook het wettelijk priesterdom, en den uiterlijken godsdienst, die van God was verordineerd, zulks dat de vromen onder de tien stammen somtijds heimelijk naar Jeruzalem reisden, om den waren godsdienst te oefenen, gelijk boven in verscheidene plaatsen is aangemerkt. Maar bij de tien stammen was niets van dit alles; zie 2 Kron. 12:12, en 2 Kron. 13:6, enz., en 2 Kron. 15:3, met de aantekening. 2Ch 12.12 13.6 15.3 4) met God, Zich Gode onderwerpende, en aan Hem en zijn dienst vasthoudende, dat waarlijk heersen en regeren is, gelijk het tegendeel, wat de wereld meent vrijheid en heerschappij te zijn, de snoodste slavernij is. Vergelijk de manier van spreken met boven Hos. 9:8, en de aantekening. Anderszins kan men deze woorden [ten aanzien van het koninkrijk] ook vergelijken met boven Hos. 8:4, [zie aldaar] en onder Hos. 13:10,11. Ho 9.8 8.4 13.10,11 5) heiligen getrouw. Dat is, volgende de voetstappen der heilige voorvaders, en horende naar de vrome profeten en priesters, die onder hen waren. Sommigen verstaan hier de drie personen der heilige Drievuldigheid, uit vergelijking van de voorgaande woorden, en Joz. 24:19. Jos 24.19
Copyright information for
DutKant