Job 20:18-19
33) arbeid Dat is, anderer lieden goed, dat zij door hun arbeid gewonnen hadden. Alzo Deut. 28:33; Job 39:14; Ps. 78:46, en Ps. 109:11. De 28.33 Job 39.11 Ps 78.46 109.11 34) wedergeven Te weten aan degenen, die hij onrecht gedaan en het hunne geroofd had, zijnde tot deze wedergeving door de overheid gedwongen. 35) inslokken; Dat is, niet verdoen, noch genieten. Dit strijdt niet tegen het inslokken, waarvan gesproken is Job 20:15, want dat is te verstaan van het onrechtvaardig verkrijgen en het bezitten voor een tijd; maar dit van het gedurig gebruik. Job 20.15 36) naar het vermogen Te weten, naar zijn vermogen; dat is, naardat hij rijk en machtig geweest is, zal hij arm en katijvig worden, hetwelk genaamd wordt zijn verandering. Of, naar de mate, grootheid en veelheid van het goed, dat hij gestolen of geroofd heeft, zal zijn wedergeving moeten zijn, en deze wordt zijn verandering genaamd, omdat hij daardoor arm wordt die rijk was. 37) dat hij niet Anders, en hij heeft het niet gebouwd; dat is, hij heeft de huizen wel geroofd, maar heeft den armen geen huizen gebouwd.
Copyright information for
DutKant