Job 21:20

36) hij drinkt

Dat is, hij krijgt de straf der gramschap Gods. De manier van spreken is daarvan genomen, omdat Gods wraak bij een drank vergeleken wordt. Zie Ps. 75:9.

Ps 75.8

Psalms 16:5

11) deel

Twee gelijkenissen worden hier gebruikt: de ene genomen van erven, die met snoeren gemeten en bij het lof werden uitgedeeld, zie Deut. 3:4, en Deut. 32:9; Joz. 13: enz.; de andere van de huisvader elken huisgenoot zijn beker drank toedeelde. Verg. Ps. 11:6.

De 3.4 32.9 Ps 11.6

12) onderhoudt

Dat is, bewaart, of houdt in zekere bewaring voor mij. Verg. 2 Tim. 4:8; 1 Petr. 1:4,5.

2Ti 4.8 1Pe 1.4,5

Psalms 23:5

10) tafel

Zie Spreuk. 9:2, enz.

Pr 9.2

11) tegenover

Dat zij het tot hun spijt moeten aanzien en lijden. Zie Ps. 112:10.

Ps 112.10

12) maakt,

Dat is, Gij zalft mijn hoofd overvloedloediglijk, zodat het als vet en vloeiende is van olie.

13) olie,

Versta, welriekende olie of balsem. Zie Ruth 3:3, en Spreuk. 21:17. De zin is: Gij vervrolijkt mij uitermate zeer. Verg. Ps. 45:8, en Ps. 133:2; Pred. 9:8; Jes. 61:3.

Ru 3.3 Pr 21.17 Ps 45.7 133.2 Ec 9.8 Isa 61.3

14) beker

Zie Ps. 11:6.

Ps 11.6

Psalms 73:10

19) zijn volk

Te weten, Gods, van welken in het eerste vers van dezen psalm en in het naastvolgende gesproken wordt. De zin is dat de vromen, overdenkende hun groot kruis en daarentegen der goddelozen voorspoed, met deze gedachten bestreden worden. Of ook God op de menselijke zaken acht zou nemen.

20) [bekers]

Of, bekkens; dat is, lijden wordt hun in een volle en overvloeiende maat toegedeeld, alsof men water in een bekken of beker voor iemand uit iets, dat vol vochtigheid is, uitwrong of uitdrukte. Zie 2 Sam. 22:17; Ps. 11:6. Of, men kan door de wateren hier verstaan tranen; uit vergelijking van Ps. 42:4, en Ps. 80:6; alsof de profeet zeide: een beker vol tranen.

2Sa 22.17 Ps 11.6 42.3 80.5

Psalms 75:8

18) is rechter;

Dit, en het volgende, ziet in het bijzonder op Davids verhoging tot het koninkrijk, dat hem God [hoewel hij eerst van Saul heeft moeten lijden] door Samuel, beloofd had en op Sauls vernedering en verstoting van het koninkrijk, gelijk hem God door Samuel voorzegd had.

John 20:29

49) zalig [zijn zij],

Dat is, immers zo zalig; omdat zij door het woord, zonder gezien te hebben, geloven, hetwelk met de natuur des geloofs beter overeenkomt. Zie Hebr. 11:1; 1 Petr. 1:?.

Heb 11.1

Revelation of John 14:10

25) Die zal ook drinken

Dat is, evenals hij zich heeft laten verlokken door den kelk der afgoderij van de hoer van Babel, zal de Heere hem doen drinken van den wijn Zijns toorns en Zijner straffen; een manier van spreken bij de profeten gebruikelijk, wanneer Gods zware straffen aan enig volk worden gedreigd. Zie Ps. 75:9; Jer. 25:15.

Ps 75.8 Jer 25.15

26) ingeschonken is,

Of ingemengd; want zuivere wijnen ingeschonken of wijnen van verschillende soorten onder elkander gemengd, brengen den mens eer dronkenschap, duizelingen en andere zwarigheden toe; welke hier worden vergeleken bij Gods rechtvaardige straffen, waarmee Hij Zijn barmhartigheid niet mengt.

Copyright information for DutKant