Job 22:14
25) Hij bewandelt Dat is, Hij bemoeit zich in de regering der wereld met de hemelse en algemene dingen, niet met de aardse en particuliere. Psalms 16:11
28) pad Mij in dit leven geleidende en daarna opwekkende uit de doden, en voerende in de heerlijkheid des eeuwigen leven. 29) der vreugde Of, blijdschappen, in het getal van velen. 30) aangezicht; Verg. Ps. 4:7, en Ps. 17:15, en zie 1 Joh. 3:2. Ps 4.6 17.15 1Jo 3.2 31) rechterhand Met welke Gij die uwen kinderen geeft en uitdeelt. Verg. Spreuk. 3:16. Anders, bij uwe rechterhand; waar Ik Christus zal zitten, als Ik ten hemel zal zijn opgevaren, en waar David en alle uitverkorenen zullen gesteld worden; Matth. 25:33. Pr 3.16 Mt 25.33 Psalms 68:33
Copyright information for
DutKant