Job 24:14

36) het licht

Te weten, des daags, zie boven, Job 17:12, en de aantekening.

Job 17.12

Job 25:3

5) benden?

Versta, de engelen, mitsgaders alle andere creaturen, die Gode als grote heirlegers ten dienst staan moeten wanneer Hij de bozen straffen wil, zulks dat niemand Hem wederstaan kan; zie 1 Kon. 18:15.

1Ki 18.15

6) licht

Dat is, de zon, waardoor God niet alleen den mens, maar ook de gehele natuur goeddoet. Alzo onder, Job 31:26, en Job 37:21. Of versta Gods almachtigheid en de overaltegenwoordige regering, waardoor Hij alle dingen in het algemeen en in het bijzonder onderhoudt en regeert, gelijk het licht der zon over alle schepselen uitgebreid is, om omtrent dezelve te werken; Matth. 5:45; Joh. 1:4; Hand. 17:28; Hebr. 1:3.

Job 31.26 37.21 Mt 5.45 Joh 1.4 Ac 17.28 Heb 1.3

Job 31:26

43) licht

Dat is, de zon; want hier worden de grote lichten [alzo genaamd Gen. 1:16; Ps. 136:7] gemeld, de zon en de maan, over welker schoonheid en werkingen de heidenen zich zozeer verwonderd hebben, dat zij die goddelijke eer bewezen, Jer. 43:13, ja ook de Isra‰lieten zelf, 2 Kon. 21:3 en 2 Kon. 23:4,5,11; Ezech. 8:16.

Ge 1.16 Ps 136.7 Jer 43.13 2Ki 21.3 23.4,5,11 Eze 8.16

44) aangezien heb,

Te weten, om dat goddelijke eer te bewijzen, gelijk de afgodendienaars doen.

45) wanneer het scheen,

De afgodendienaars hebben de zon meest ge‰erd als zij opging en in haar glans was, en de maan als zij vol was; hetwelk hier genoemd wordt haar heerlijke voortgang.

Copyright information for DutKant