‏ Job 34:33

72) van u zijn,

Dat is, zal het aan u staan, naar uw gevoelen en goeddunken gaan, hoe God het kwade met straffen vergelden zal, of het goede met weldaden? Zal Hij u raad moeten vragen, om te weten hoe Hij dat wel doen zal? Elihu spreekt Job toe.

73) Hij iets

Te weten, God.

74) Hem

Namelijk, God over zijn regering, waardoor Hij de goede en kwade werken vergeldt.

75) Zoudt gij

Dit zijn de woorden Gods, in wiens persoon Elihu die voortbrengt. De zin is: zoudt gij dan, o Job, mij voorschrijven de wijze hoe Ik straffen en zegenen zal, en niet Ik?

76) Wat weet gij dan?

Hier spreekt Elihu in zijn eigen persoon tot Job, alsof hij zeide: Wat hebt gij hiertegen te zeggen: spreekt uit, antwoord. Doch sommigen stellen Job 34:33 aldus: Zal Hij vergelden hetgeen van u is, dewijl gij [de kastijding] versmaadt? Wanneer gij het verkoost, ik zou het evenwel niet doen, enz.

Job 34.33
Copyright information for DutKant