‏ Job 34:5

5) Ik ben rechtvaardig,

Zie boven, Job 13:18, en Job 23:10, en Job 27:2,6, en Job 31:1, enz., waar Job niet wil zeggen dat hij gans zonder zonde was; want het tegendeel bekent hij boven, Job 14:4; maar alleen dat hij geen goddeloos mens, of hypocriet was, gelijk zijn vrienden meenden, en dat hij niet alleen had de burgerlijke gerechtigheid, maar ook de goede conscientie.

Job 13.18 23.10 27.2,6 31.1 14.4

6) God

Deze beschuldiging gedaan tegen Job wordt gesteld met zijn eigen woorden, gelijk wij dezelve vinden boven, Job 27:2. Doch Job heeft haar zo verstaan dat God geen kennis nam van zijn zaak; maar Elihu, dat God ongerechtiglijk tegen hem handelde. Evenwel had Elihu reden om Job te berispen, omdat hij zijn onnozelheid zozeer voorstond, dat hij de gerechtigheid Gods scheen ongelijk te geven.

Job 27.2
Copyright information for DutKant