Job 35:9-10
18) Vanwege Elihu schijnt hier te zien op de woorden van Job, boven, Job 24:12, welke hij ten onrechte alzo zou duiden, alsof Job daarmede God van ongerechtigheid beschuldigd had. Want Job had God zijn eer gegeven, Job 35:12, en den verdrukten de schuld opgelegd, Job 35:13. Job 24.12 35.12,13 19) grootheid Dat is, groot geweld. 20) zij de onderdrukten Te weten, de goddelozen. 21) zij schreeuwen Te weten, de verdrukten. 22) den arm Dat is, het geweld en den overlast. Vergelijk en zie boven, Job 22:8. Job 22.8 23) groten. Dat is, der machtigen en geweldigen. 24) Maar Elihu geeft reden waarom de verdrukten in hun nood niet geholpen worden. 25) niemand zegt: Te weten, dergenen, die onderdrukt worden. Hebreeuws, maar hij zegt niet. 26) mijn Maker, Hebreeuws, mijne Makers, in het getal van velen. Vergelijk Gen. 20:13; idem, zie boven, Job 32:22. Ge 20.13 Job 32.22 27) die de psalmen geeft Dat is, die in den nacht zelf, als men ligt om te rusten, den mensen door zijn weldaden oorzaak geeft van zingen. Vergelijk Ps. 42:9. Ps 42.8
Copyright information for
DutKant