Job 41:2

4) Mij voorgekomen,

Te weten, met iets voor mij te doen, of enige weldaad aan mij te bewijzen.

5) dat Ik

Dat is, dat Ik gehouden zou zijn enige erkentenis te doen van de ontvangen weldaad.

Isaiah 37:29

40) Mijn haak

Een verbloemde rede, genomen van de vissers; te kennen gevende dat God de allerkwaadste en ongebondenste vijanden zijner kerk in den toom houden, besturen en bedwingen kan, dat zij hun boos voornemen niet kunnen uitvoeren.

Jeremiah 16:16

20) zenden

Dat is, Ik zal hun door mijn goddelijke en rechtvaardige regering vijanden verwekken, die met hen zullen handelen gelijk de vissers met de vis en de jagers met het wild plegen te doen, dat is, jagen, plagen, vangen en wegvoeren; sommigen verstaan door de vissers de Egyptenaars, die [als in een waterrijk land] veel met visscherij omgingen; Jes. 19:8. Zie 2 Kon. 23:29,33, enz., en door de jagers, de Babyloni‰rs. Vergelijk Gen. 10:8,9; anderen verstaan door beiden de Babyloni‰rs. Vergelijk Habak. 1:14,15. Anders: Ik zal vele, of grote vissers uitzenden, enz. Sommigen verstaan dit van de uitzending der apostelen tot de bekering der Joden. Vergelijk Ezech. 47:9,10, met de aantekening.

Isa 19.8 2Ki 23.29,33 Ge 10.8,9 Hab 1.14,15 Eze 47.9,10

21) kloven

Dat zij nergens vrij zullen zijn, zelfs in al zulke verborgen plaatsen, waar men zich anderszins gemeenlijk placht te bergen.

Ezekiel 19:4

11) de volken van hem,

Dat is, de Egyptenaars, gelijk te zien is in het einde van Ezech. 19:4.

Eze 19.4

12) in hun groeve;

Men schrijft dat de leeuwen in verborgen putten en ook met netten plegen gevangen te worden.

13) en zij brachten hem

Zie 2 Kon. 23:33,34; Jer. 22:11,12.

2Ki 23.33,34 Jer 22.11,12

14) met haken naar Egypteland.

Dat is, met ketenen, die uit vele schakels als uit haken bestaan.

Ezekiel 19:9

26) haken,

Zie boven Ezech. 19:4.

Eze 19.4

27) zij brachten

Dat is, hun voornemen was hem te brengen; maar dit hebben zij niet kunnen uitvoeren, omdat hij op den weg gestorven is, gelijk Jeremia voorzegd had; Jer. 22:18,19, en Jer. 36:30.

Jer 22.18,19 36.30

28) hem in vestingen,

Dat is, naar Babel, dat zeer sterk was en grote vestingen had; Jer. 51:25,53.

Jer 51.25,53

Ezekiel 29:4

10) haken in uw kaken doen,

Vergelijk Amos 4:2.

Am 4.2

11) vis uwer rivieren

Dat is, uwe onderdanen zal Ik met u uittrekken [gelijk de kleine vissen hangen aan de schubben van zulke grote] en u tezamen ter plaatse voeren en trekken, waar gij zult varen, als volgt: Ik zal mijn oordeel eensdeels door de Cyreners [gelijk sommigen uit Herodot,lib. 2 menen] daarna door Nebukadnezar uitvoeren, van welke in het volgende vermeld is, Ezech. 29:19, enz. en Ezech. 30:24,25, enz.; vergelijk jer. 43:10, en Jer. 46:2, enz., en zie ook Jer. 44:30. De orde dezer geschiedenissen is bij de uitleggers wat duister, overmits Farao Hofra gehouden is voor een kindskind van Farao Necho, dien Nebukadnezar, bij het leven [gelijk men houdt] zijns vaders, Nebukadnezars den eersten, [anders genoemd Nabopolassar] heeft overwonnen, en daarna Egypte verwoest, blijvende de zaak zelve en de waarheid van Gods Woord buiten allen twijfel. Gelijk God in zijne genadebeloften het begin, vervolg en einde dikwijls samenvoegt en ondereen vermengt, alzo doet Hij ook in zijne strafprofetie‰n, dewijl alles Hem van eeuwigheid bekend is, en het ene zo zeker als het andere; waarop in de schriften der profeten zonderling dient gelet te worden. Vergelijk Jer. 46:2,13, met de aantekening op de beide verzen aldaar.

Eze 29.19 30.24,25 Jer 43.10 46.2 44.30 46.2,13

Habakkuk 1:14-15

58) [waarom]

Dat is, waarom zoudt Gij lijden dat de groten en machtigen dezer wereld de kleinen en onnozelen zouden vangen, doden, oplokken en verdelgen naar hun lust en goeddunken, gelijk de grote vissen de kleine doen, alsof Gij in de wereld alles liet gaan als bij geval, en alsof Gij nergens acht op gaaft?

59) dat geen

Di, geen groten vis, of kruipend dier, hetwelk over hen heerst en hen beschermt tegen het geweld dergenen, die hen verslinden.

60) Hij trekt

Te weten de vijand van wien boven gesproken is, Nebukadnezar.

61) allen met den

Tw mensen, of nati‰n. Of, hij trekt het, enz. te weten mensen en goederen.

62) op, hij

Of, uit, dat is, hij brengt hen allen onder zijn geweld. Verg. Dan. 4:30.

Da 4.30

63) daarom verblijdt

De zin is: hij heeft niet alleen geen berouw en leedwezen over zijn boosheid, maar hij verblijdt en verheugt zich daarover, als wel gedaan hebbende. Verg. Ef. 4:19.

Eph 4.19
Copyright information for DutKant