‏ Job 41:9

20) niezingen

Hebreeuws, zijn niezingen doen een licht schijnen; dat is, elkeen, enz. Versta daarmede het snuiven van den leviathan, als hij het water opwaarts bruist en daarmede een glans en schijnsel maakt over de zee.

21) als de oogleden

Dat is, als de stralen des dageraads, waarbij de ogen van den leviathan vergeleken worden om hun grootheid, roodheid en klaarheid. Vergelijk boven, Job 3:9.

Job 3.9

‏ Isaiah 58:11

44) leiden,

Gelijk een herder zijne schapen leidt.

45) in grote droogten,

Hebreeuws, in dorrigheden; dat is, in dure tijden en hongersnood.

46) vaardig maken;

Of, vet maken, dat is sterken. Zie Spreuk. 15:30.

Pr 15.30

47) springader

Hebreeuws, uitgangen.

48) ontbreken.

Hebreeuws, liegen, dat is, denwelken het nimmermeer aan water ontbreekt, en derhalve niemand tevergeefs komt om daaruit te scheppen of putten; vergelijk Job 6:15, en Job 40:28.

Job 6.15 41.9
Copyright information for DutKant