John 1:14
33) vlees Dat is, een waar mens, ons in alles gelijk, Hebr. 2:17, doch zonder zonde, Hebr. 4:15. Zie Jes. 40:5; Jol. 2:28. Heb 2.17 4.15 Isa 40.5 Joe 2.28 34) geworden, en Namelijk niet door verandering of vermenging, maar door aanneming der menselijke natuur, in enigheid des persoons, Gen. 2:7; 1 Cor. 15:45, gelijk verklaard wordt Fil. 2:7; Hebr. 2:14,16. Ge 2.7 1Co 15.45 Php 2.7 Heb 2.14,16 35) gewoond (en Grieks een tabernakel gehad; dat is, voor een tijd onder ons gewandeld en verkeerd. 36) Zijn heerlijkheid Dat is, klare tekenen Zijner goddelijke majesteit, zo in Zijn doop en wonderwerken, Joh. 2:11, als in Zijne verandering op den berg en in Zijne opstanding. Joh 2.11 37) als des Eniggeborenen Dat is, zoals dien toebehoorde en betaamde, die van den Vader van eeuwigheid onuitsprekelijker wijze is geboren, Spreuk. 8:24; Micha 5:2. Pr 8.24 Mic 5.3 38) vol van genade Zie hiervan Joh. 1:17. Joh 1.17 1 Peter 4:1
1) in het vlees Dat is, in zijn menselijke natuur, gelijk 1 Petr. 3:18. 1Pe 3.18 2) geleden heeft, zo Namelijk tot verzoening en wegneming onzer zonden. 3) wapent u ook met Dat is, sterkt u, namelijk tegen alle aanvechtingen en verleidingen des vleses, des duivels en der wereld. 4) wie in het vlees geleden heeft, Dat is, wie der zonde gestorven is of wie zijn vlees en verdorven natuur gekruisigd en gedood heeft; zodat het woord vlees en het woord lijden hier anders worden genomen dan in de voorgaande woorden, door een wijze van spreken bij de Grieken genoemd Antanaclasis, die in de Schrift zeer gebruikelijk is. 5) opgehouden van de zonde; Namelijk om die voortaan niet meer te dienen. Zie hiervan breder Rom. 6:3, enz.; gelijk ook 1 Petr. 4:2 verklaart. Ro 6.3 1Pe 4.2
Copyright information for
DutKant