John 1:9

20) verlicht

Namelijk met rede en verstand.

21) een iegelijk mens,

Grieks alle.

22) komende in

Namelijk door de natuurlijke geboorte, gelijk Joh. 18:37.

Joh 18.37

1 Timothy 6:16

27) een ontoegankelijk licht bewoont;

Dat is, een volmaaktheid en heerlijkheid in zichzelf bezit, die niemand kan begrijpen, gelijk het woord licht ook genomen wordt; 1 Joh. 1:5, enz.

1Jo 1.5

28) gezien heeft, noch zien kan;

Namelijk met het oog des lichaams, dewijl hij een geestelijk wezen is, gelijk hij daarom onzienlijk genaamd wordt; 1 Tim. 1:17. Zie ook Joh. 1:18, en 1 Joh. 4:20.

1Ti 1.17 Joh 1.18 1Jo 4.20

1 John 1:5

20) de verkondiging,

Grieks epangelia. Welk woord meest betekent belofte; doch wordt hier wel zo geschikt overgezet verkondiging; omdat hetgeen volgt, niet zozeer een belofte als wel een verkondiging bevat.

21) Hem gehoord hebben,

Namelijk Jezus Christus.

22) een Licht is,

Namelijk zo in zichzelf met Zijn verstand alles klaar wetende, en in Zijn wil geheel zuiver en heilig zijnde; alsook omdat Hij de mensen verlicht door Zijn Geest; Joh. 1:4.

Joh 1.4

23) gans geen duisternis

Namelijk van enige onwetendheid, dwalingen of onheiligheid.

1 John 1:7

28) in het licht wandelen,

Dat is, niet alleen in de ware kennis van het Evangelie, maar ook in ware reinheid en heiligheid des levens.

29) met elkander,

Dat is, wij gelovigen onder elkander en gezamenlijk met God en Zijn Zoon, 1 Joh. 1:3. Of wij met God en God met ons.

1Jo 1.3

30) en het bloed

Dit doet de apostel daarbij om te tonen, dat ons wandelen in het licht niet een verdienende of werkende oorzaak van deze onze gemeenschap met God is, maar een vrucht en kenteken derzelve. Alzo Christus de Zoon van God deze teweeggebracht heeft door Zijn bloed, dat is, bloedig lijden en sterven, ons met God daardoor verzoenende en verenigende.

31) Zijn Zoon,

Dit doet de apostel daarbij, om daarmee uit te drukken de waardigheid van de verdienste van Christus; gelijk Hand. 20:28.

Ac 20.28

32) reinigt ons van

Namelijk wegnemende van ons de schuld en straf der zonden door de weldaad der rechtvaardigmaking, en de smetten der zonde of verdorvenheid door de weldaad der wedergeboorte, die in dit leven haar begin heeft, en hiernamaals ook volkomen zal zijn.

33) alle zonde.

Namelijk aangeboren als dadelijke, zo grote als kleine.

Copyright information for DutKant