John 15:8

22) vrucht draagt;

Namelijk des geloofs, welke zijn de goede werken, waardoor God vereerd wordt; Matth. 5:16; Rom. 6:4.

Mt 5.16 Ro 6.4

23) zijn.

Dat is, metterdaad betonen dat gij het zijt; Joh. 13:35.

Joh 13.35

2 Timothy 2:21

70) zichzelven

Daarmede wordt niet te kennen gegeven, dat iemand door zijn eigen kracht zich zou kunnen reinigen; want dat moet geschieden door de genade des Heiligen Geestes, die als rein water ons reinigt, Ezech. 36:25; 1 Cor. 6:11; maar dat wij niet moeten zien op anderen die afvallen, om ons daaraan te stoten, maar dat elkeen zichzelf zo moet gedragen in reinheid, dat hij hierdoor van zijne verkiezing mag verzekerd zijn.

Eze 36.25 1Co 6.11

71) van deze

Namelijk lieden, die vaten zijn ter onere, dat is, van de goddeloze en verworpene huichelaars, en van verleiders, als daar Hymeneus en Filetus waren. Of van deze dingen, die bij deze lieden gevonden worden, dat is, van hunne dwalingen, ijdel roepen, en goddeloosheid.

72) reinigt, die

Dat is, daarvan afstand doet, of zich wacht om daarmede niet besmet te worden.

73) zal een vat zijn ter ere,

Dat is, zal daarmede betonen, dat hij waarlijk zulk een vat, dat is, uitverkoren is, en zal daarvoor erkend worden. Zie dergelijke wijze van spreken Joh. 15:8.

Joh 15.8

74) geheiligd en

Dat is, gereinigd van de vuiligheid der zonden, en ten dienste des Heeren toege‰igend.

75) bekwaam tot gebruik des Heeren,

Dat is, wat tot eerlijke en treffelijke diensten van den heer des huizes kan gebruikt worden.

76) tot alle goed werk

Dat is, tot een heiligen en godzaligen wandel, en tot oefening van allerlei goede werken.

77) toebereid.

Namelijk door God, door Zijne genade; 1 Cor. 4:7; Ef. 2:10.

1Co 4.7 Eph 2.10
Copyright information for DutKant