John 17:24
59) Ik wil, dat Dat is, Ik begeer of verzoek. Zie Mark. 10:35. Mr 10.35 60) waar Ik ben, Dat is, waar Ik binnenkort zal zijn, in mijne heerlijkheid in den hemel; 1 Thess. 4:17; Openb. 3:21. 1Th 4.17 Re 3.21 61) die bij Mij Namelijk de apostelen en alle andere gelovigen. 62) zijn, die Gij Mij Namelijk tot zijner tijd; met de ziel, terstond na den dood, 2 Cor. 5:8; Filipp. 1:23, en ook met het lichaam, na de algemene opstanding, Filipp. 3:21. 2Co 5.8 Php 1.23 3.21 63) gegeven hebt; want Namelijk door de eeuwige geboorte, als uw eniggeboren Zoon, Joh. 5:26, en die Gij mij ook naar mijn menselijke natuur zult geven, als Ik tot uwe rechterhand verheerlijkt zal worden; Ef. 1:20,21; Filipp. 2:9. Joh 5.26 Eph 1.20,21 Php 2.9 64) voor de grondlegging Deze volgende woorden kunnen gevoegd worden, f tot het woord gegeven, f tot het woord liefgehad. Zie dergelijke Openb. 13:8. Re 13.8
Copyright information for
DutKant